K | 2p (4x0,5) | (paragraaf 7, 8, 9, 10) 1 Zijn de beweringen a tot en met d waar of niet waar?
a Als in de tegenwoordige tijd jij achter de persoonsvorm staat of je waarvan je jij kunt maken, dan schrijf je de persoonsvorm als de ik-vorm. [waar / niet waar]
b Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op d of t. [waar / niet waar]
c In de voltooide tijd is de persoonsvorm vaak een vorm van hebben of zijn. [waar / niet waar]
d Voor de spelling van sterke werkwoorden in de verleden tijd kun je het ezelsbruggetje ‘t (e)x-f(o)ksch(aa)p gebruiken. [waar / niet waar]