LessonUp -Klaslokaal
LessonUp-voorbeeldlessen

Spelling meervoud

Spelling 
meervoud

 op -en, -ën & -n.
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling 
meervoud

 op -en, -ën & -n.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel

  • Je kent de regels van het meervoud op -EN & -ËN en kunt dit gebruiken

  • Je kunt het meervoud van een woord schrijven als het op -en of -ën eindigt

Slide 2 - Tekstslide

Weet jij wat een zelfstandig
naamwoord is?

Slide 3 - Woordweb

Zelfstandig naamwoord


Woorden voor mensen
bakker - tandarts - boer - leerling - jongen - meisje
Woorden voor dieren
hond - paard - lieveheersbeestje - panda - marmot
Woorden voor planten
tulp - roos - eik - dennenboom - tulp - boterbloem
Woorden voor dingen
iPad - telefoon - kast - etui - kleed - broek - stoel
me-di-pla-di
Woorden voor namen
Kees - Sofie - Praxis - Albert Heijn - Coca Cola - Haribo - Apple - Jansen
Woorden voor gevoel
liefde - haat - angst - geluk - pijn - dorst - boosheid

Slide 4 - Tekstslide

Enkelvoud en meervoud

Zelfstandige naamwoorden kunnen in het

enkelvoud en in het meervoud staan


enkelvoud = één stoel en één bank

meervoud = twee stoelen en twee banken

Slide 5 - Tekstslide

Meervoud

Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en


lamp - lampen

mes - messen

weg - wegen

kaas - kazen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

1. Meervoud op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten

lamp + en = lampen

boer + en = boeren

dans + en = dansen

lot + en = loten

Slide 8 - Tekstslide

2. Meervoud op -en

Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,

want je hoort een korte klank

klas + s + en = klassen

bak + k + en = bakken

bed + d + en = bedden

Slide 9 - Tekstslide

3. Meervoud op -en

Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,

want je hoort een lange klank

schaar - a + en = scharen

been - e + en = benen

sloot - o + en = sloten

Slide 10 - Tekstslide

4. Meervoud op -en

Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v

raaf + f/v + en = raven

brief + f/v + en = brieven

golf + f/v + en = golven

Slide 11 - Tekstslide

5. Meervoud op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 12 - Tekstslide

6. Meervoud op -ën

Bij woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon)

fee = feeën

knie = knieën

bacterie = bacteriën

porie = poriën

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het meervoud van
'olifant'?
A
Olifantjes
B
Olifantje
C
Olifanten
D
Olifantten

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
'kaas'?
A
Kaazen
B
Kazen
C
Kaasen
D
Kasen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
'koekenpan'?
A
Pannenkoek
B
Pannenkoeken
C
Koekenpannen
D
Koekenpanen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
'mees'?
A
Meesen
B
Mezen
C
Meezen
D
Mesen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
'kip'?
A
Kippen
B
Kipen
C
Kipjes
D
Kippetjes

Slide 18 - Quizvraag

Waar ligt de klemtoon bij het
woord genie?
A
Ge
B
nie

Slide 19 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
genie?

Slide 20 - Open vraag

Waar ligt de klemtoon bij het
woord melodie?
A
me
B
lo
C
die

Slide 21 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
melodie?

Slide 22 - Open vraag

Waar ligt de klemtoon van het
woord ceremonie?
A
ce
B
re
C
mo
D
nie

Slide 23 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
ceremonie?

Slide 24 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'voetbal'

Slide 25 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'wedstrijd'

Slide 26 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'amfibie'

Slide 27 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'poes'

Slide 28 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'zee'

Slide 29 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'glas'

Slide 30 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'muzieknoot'

Slide 31 - Open vraag

Deze (bedrijf) verhuren speciale (fiets) voor (gehandicapte).
A
bedrijfen - fietsen - gehandicaptten
B
bedrijfen - fietsen - gehandicapten
C
bedrijven - fietsen - gehandicaptten
D
bedrijven - fietsen - gehandicapten

Slide 32 - Quizvraag

In de (huis) aan de overkant wonen (bejaarde).
A
huisen - bejaardden
B
huizen - bejaardden
C
huizen - bejaarden
D
huisen - bejaarden

Slide 33 - Quizvraag

De (genie) hebben goede (idee) om de (probleem) op te lossen.
A
geniën - ideën - probleemen
B
genieën - ideeën - probleemen
C
genieën - ideën - problemen
D
genieën - ideeën - problemen

Slide 34 - Quizvraag

Leg de (kopie) van de (brief) maar in de die (doos).
A
kopieën - brieven - dozen
B
kopiën - brieven - dozen
C
kopieën - briefen - dozen
D
kopieën - brieven - doozen

Slide 35 - Quizvraag

Vliegende (dier) zoals (mug), (duif) en (bij) vind ik eng.
A
dieren - muggen - duifen - bijën
B
dieren - mugen- duifen - bijen
C
dieren - mugen- duiven - bijen
D
dieren - muggen - duiven - bijen

Slide 36 - Quizvraag

In brood zitten (vitamine), (mineraal) en (proteïne).
A
vitaminen - mineraalen - proteïnen
B
vitaminen - mineraalen - proteïnën
C
vitaminen - mineralen - proteïnen
D
vitaminen - mineralen - proteïnën

Slide 37 - Quizvraag

Spelling meervoud
op -en, -ën & -n.

Slide 38 - Tekstslide