Voorbeeldslides met hotspots

Voorbeeldslides 
met hotspots
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Introductie

Deze les bevat slides die je kan hergebruiken in jouw les. Sla de les op in je account en markeer je favoriete slides met een ster om ze gemakkelijk terug te vinden. Veel plezier! 😄 • Klik op ‘Bewaar’ naast de slide. • Er wordt een kopie van de slide opgeslagen in jouw LessonUp account. • Open de slide in je account en klik op ★ in de lesbewerker. • De slide is nu opgeslagen als favoriet en kan gemakkelijk opnieuw worden ingevoegd via ‘Voeg toe’ → ‘Favorieten’. 💡 Wist je dat: de sleepvragen prima werken zonder het gebruik van devices in de klas? Behandel de vragen klassikaal.

Instructies

Zoek je meer kant-en-klare lessen?

Wil je meer leren over de sleepvraag? Klik dan hier.

Onderdelen in deze les

Voorbeeldslides 
met hotspots

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Klik op de hotspots om meer te weten te komen over de planeten.
De planeten
Aarde: De Aarde bestaat voor twee derde uit water en voor één derde uit land. Voor zover we nu weten is dit de enige planeet waar leven mogelijk is.
Venus: Venus staat in de 2e rij naar de Zon toe, op iets meer dan 108 miljoen kilometer afstand van de Zon.
Mars: In de stenen op Mars zit veel ijzer. Het ijzer is gaan roesten. Verroest ijzer is roodbruin. Vandaar zijn rode kleur.
Uranus: Bij helder weer kun je Uranus vanaf de aarde zien. 
Jupiter: De aarde past zo`n 1300 keer in Jupiter, maar omdat hij vooral uit lichte gassen bestaat, weegt de planeet slechts 318 keer zoveel als de aarde. 
Saturnus: Saturnus, de op een na grootste planeet van ons zonnestelsel en de zesde vanaf de zon, is de verste planeet die we zonder telescoop kunnen zien.
Neptunus: Hij staat op zo'n 4.500 miljoen kilometer van de zon, hierdoor vriest het er met zo'n 200 graden Celsius.
Pluto: Pluto was eerst ook een echte planeet, maar werd in 2006 uitgeroepen tot dwergplaneet.
Zon: De zon is geen planeet maar een ster, een brandende gasbol. De straling daarvan maakt leven op onze Aarde mogelijk. Het is ook de ster het dichtst bij de Aarde.
Mercurius: De planeet Mercurius is vernoemd naar de Romeinse god van de handel en winst. Mercurius is de kleinste planeet.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oculair: Ook wel ooglens genoemd is de eerste lens die je tegenkomt in de microscoop en vergroot wel 10x.
Tubus: houdt het oculair vast en verbindt het oculair en de volgende set lenzen: de objectieven.
Revolver: draaibaar magazijn voor de objectieven
Objectief: lens in de revolver. Vergroot 4x, 10x en 40x
Tafel: hierop ligt het preparaat
Diafragma: hiermee regel je de hoeveelheid licht
Spiegel: lichtbron
Voet: hierop staat de microscoop
Statief: hieraan houd je de microscoop vast bij vervoeren

Slide 3 - Tekstslide

Leg uit: alle onderdelen van de microscoop. Klik op de pinnetjes voor meer informatie.
Wat weten we over de merel?
De merel eet graag wormen, insecten, bodemdiertjes, bessen en fruit.
Waar grasvelden zijn (hoe klein ook) en bomen en struiken, daar zijn merels.
Per jaar zijn er steeds minder merels in Nederland.

Slide 4 - Tekstslide

Dit is een slide van Vogelbescherming Nederland. Benieuwd naar meer lesmateriaal van deze organisatie? Klik dan hier.
Wat weet jij van de Berlijnse Muur?
vluchten
20
graffiti
20
gevallen in 1989
20
Oost-Duitsland
20
timer
0:10

Slide 5 - Tekstslide

Open Deur - Slimste mens

De leerling noemt op wat hij/zij van het onderwerp weet en hoopt daarmee ook de vier antwoorden te geven die de docent heeft bedacht. Met ieder overeenkomend antwoord verdient de leerling 20 punten. Als een kandidaat niet alle antwoorden heeft genoemd, mag de volgende leerling het ook nog proberen aan te vullen. 
7
4
5
4 August 1944
1
2
3
14
13
10
11
6
9
12
15
8
Wanneer werden Anne Frank
en haar familie ontdekt?
timer
0:10

Slide 6 - Tekstslide

De slimste mens 
In deze ronde staat elke vraag op een aparte slide. De quizmaster gaat naar de volgende slide als de vraag is beantwoord of niet is beantwoord door een van de kandidaten.

Elke 3e vraag is steeds 10 punten waard.

Rad van Elf - 11 vragen over carnaval
Draai het rad en vind het antwoord op de vraag 
onder de hotspot met hetzelfde getal
Het niet helemaal bekend waar deze traditie vandaan komt. Twee mogelijkheden:
a. De kerk vond losbandigheid maar niets. Toch wilden de mensen feesten! Ze verkleedden zich om niet herkend te worden. 
b. Carnaval is van oorsprong het 'omkeringsfeest'. Iedereen moest tijdens het feest gelijkwaardig zijn. Door je te verkleden was niet meer zichtbaar wie dienaar, bestuurder, edele of arme was. Iedereen was gelijk en kon met elkaar feesten.
1
Volgens de traditie draagt de burgemeester het bestuur van de stad tijdens carnaval over aan prins Carnaval. Het volk is drie dagen de baas over de stad. Vaak krijgt prins Carnaval een symbolische sleutel aangereikt en verandert de stad tijdelijk van naam. De sleutel wordt op dinsdagavond weer aan de burgemeester wordt teruggegeven.
4
Deze groet komt uit Keulen, waar ze ook carnaval vieren. Alaaf is een vreugdekreet of begroeting tijdens het feest. Met de vingertoppen van je rechterhand tik je je linker slaap aan. Van oorsprong is het een uitroep bij het proosten.
8
Carnaval wordt wereldwijd gevierd. Meestal vanuit de katholieke traditie, maar er zijn ook veel gekostumeerde feesten die van het traditionele carnaval zijn afgeleid. 
11
Deze traditie komt uit Keulen.
Daar werd in 1823 een optocht gehouden om het bestuur voor gek te zetten. Met carnaval kon dat op een grappige manier, maar je liet wel zien hoe je over het bestuur dacht. Dit zie je nu nog steeds veel gebeuren. Praalwagens gaan vaak over actuele onderwerpen en laten op een grappige (satirische) wijze zien hoe de makers over het onderwerp denken.
9
Het getal 10 staat bekend als het getal van perfectie.
Het getal 12 is het heiligengetal.
Tussen die twee in ligt 11, dat is het gekkental!
Grappige feitjes:
a. Het woord 'gekkengetal'  bestaat uit 11 letters.
b. Het getal 11 bestaat uit twee keer een 1. Dat staat voor gelijkheid en dat is precies waar carnaval voor staat.
3
Aswoensdag is het begin van de vastentijd. De gelovigen halen in de kerk het 'askruisje'. De priester tekent met as een kruisje op het voorhoofd van de kerkgangers en spoort hen zo aan om zich te bezinnen, boete te doen en te bidden.
7
a. In de oudheid verkleedde men zich als zijn voorouders. Zo hoopte men de geest van de voorouders gunstig te stemmen.
b. Men at aan het eind van de winter al het overgebleven vette voedsel. Men was dan 'vet' genoeg om de tijd tot de nieuwe oogst aan te kunnen.
c. Vanuit het katholieke geloof geldt het als het feest voor de vastentijd. Nog één keer flink eten en drinken, voordat je 40 dagen sober gaat leven, bidt en je bezint. 
5
'Dweilen' wordt gebruikt voor het van kroeg naar kroeg gaan. Het stamt af van het 'doelloos, vaak dronken, over straat zwalken'.  De naam dweilorkest is hier ook van afgeleid. Tijdens carnaval gaan de dweilorkesten van kroeg naar kroeg om daar te spelen.
10
Twee mogelijkheden:
a. Het is afgeleid van het Latijnse 'carne vale', wat betekent vaarwel aan het vlees. Dit duidt op de Vastentijd die na carnaval van start gaat.
b. Het is afgeleid van 'carrus navallus'. De Grieken vierden eind februari een feest ter ere van de god van de wijn, oogst, landbouw, vruchtbaarheid, dans en plezier. De god Dionysos werd dan op een scheepskar, een carrus navallus, de stad binnengereden en de mensen dronken de eerste wijn van dat jaar.
2
Oorspronkelijk duurde carnaval maar één dag. Er was toen alleen maar Vastenavond, de avond voor het vasten. Dat werd gevierd op de dinsdag voor Aswoensdag. Die dinsdag werd ook wel Vette Dinsdag genoemd, omdat iedereen dan alle voedselvoorraad at.
Later is carnaval verlengd en werd het van zondag tot dinsdag gevierd. Tegenwoordig begint carnaval vaak al op vrijdagavond.
6

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dan hier
Wat is je naam?
1
Wat wil je doen als je later groot bent?
2
Wat is je favoriete muziek?
3
Wat is je favoriete vak?
4
Wat vind je lastig?
5
Waar kijk je naar uit?
6
Wat zijn belangrijke waarden voor jou?
7
Waar ben je goed in?
8
Klik
eerst
hier

Slide 8 - Tekstslide

IJsbreker - Wie ben jij eigenlijk?

Deze werkvorm werkt het best in tweetallen:
1. Deel de les of deel het scherm met de leerlingen.
2. Elk tweetal gebruikt één device
3. Laat een leerling de spinner draaien
4. De andere leerling beantwoordt de vraag
5. Na elke vraag wisselen ze van rol.
Tip: wissel na 5 minuten de tweetallen
main road
crossroads or junction
to cycle
You pay a fare for the cab
cycle path
traffic light
pedestrian
You pay a fare for the cab

Slide 9 - Tekstslide

Hotspot als kijk- en luisterplaat
Hotspots zijn ook goed te combineren met audiofragmenten. Behandel de acties die plaatsvinden op de afbeelding klassikaal.

Zelfstandig:
Klik op 'toon bij leerling'. Laat de leerlingen zelfstandig of in duo's met de uitspraak aan de slag gaan.
Door veel op een (beeld-)scherm te kijken word je extra alert. Daardoor kun je moeilijker in slaap komen. Zit je tot het laatst op een scherm, dan slaap je ongeveer een half uur minder, je valt later in slaap en wordt 's nachts vaker wakker. Overdag heb je dan vaak meer moeite om wakker te blijven. 
School, sociale strubbelingen of een te drukke agenda,. Ze veroorzaken druk en stress. Je kan het gevoel hebben veel te moeten en daardoor het overzicht verlizen. Je wordt overspoeld en dat verstoort je nachtrust. Door zorgen en drukke gedachten slaap je korter en slechter.
Zout en vet eten zorgen ervoor dat je lichaam in de actieve modus gaat. Het wil de maaltijd verbranden. Door die actieve modus slaap je slecht. Te weinig slaap zorgt voor meer eetlust. Je lijf wil het gebrek aan energie compenseren. Daardoor ga je meer eten en dus slechter slapen. Niet goed voor je rust én niet goed voor je lijf.
Het is goed om minstens 1 uur matig intensief te bewegen. Dit betekent dat je hartslag stijgt en je een beetje buiten adem raakt. Bijna 60% van de 12 tot 18-jarigen haalt dat niet. En dat is zonde, want bewegen is goed voor je hersenen én je nachtrust!
Alcohol zorgt ervoor dat je snel in slaap valt, maar je wordt 's nachts vaker wakker en bent 's morgens dus niet goed uitgerust. En sowieso, geen alcohol voor je 18e! Je hersenen zijn nog volop in ontwikkeling en je loopt eerder een alcoholvergiftiging op.
Gebruik van drugs kan je slaapritme verstoren, maar ook zorgen dat je moeilijk in slaap komt.
Cafeïne verstoort het seintje naar je hersenen dat je moet slapen. Je voelt je daardoor niet moe. Cafeïne zit in koffie, thee, energiedrank en cola, maar ook in chocolade! 
Slaaptekort bij jongeren
Door hormonen, sociale activiteiten en stress gaan jongeren later naar bed. De hormonen zorgen ervoor dat je pas laat slaperig wordt en laat wakker wordt. Maar ook laat op de avond sporten, afspraak met vrienden en een bijbaan kunnen zorgen voor een minder goede nachtrust. 
Welke factoren zorgen nog meer voor een slechtere slaap?

Klik op de hotspots en bekijk of je de factoren die je slaap negatief beïnvloeden herkent.

Slide 10 - Tekstslide

Voor de docent:
Dit is een slide uit de les 'Dag van de slaap'. Hoe zet je een slide zoals deze met hotspots in?
  • Laat leerlingen bijvoorbeeld hun vingers opsteken bij iedere hotspot. Welke factor is in de klas het meest verantwoordelijk voor slaaptekort? Hoe zou je dit kunnen verkomen? Hoe kan je daarbij geholpen worden?
  • Laat leerlingen in groepjes of tweetallen deze dia doornemen. De resultaten van het gesprek kunnen klassikaal gedeeld worden.
  • Zijn er in de groep nog meer redenen waardoor de slaap verstoord wordt? 
  • Ervaren de leerlingen zelf nadelige gevolgen aan slaaptekort? Zo ja, wat dan?
                                                      .
Draai driemaal de spinner. 
Maak met de drie plaatjes een verhaal.

Slide 11 - Tekstslide

Storybord instructie:
Met 'Storybord' gaan de leerlingen zelfstandig, in twee- of drietallen, aan de slag met het schrijven van een kort verhaal. 
- De leerlingen draaien de spinner en verzetten de pion dat aantal stappen op het spelbord. 
- De eerst bereikte icoon wordt naar het vak BEGIN versleept. 
- De spinner wordt gedraaid en het tweede icoon wordt naar MIDDEN versleept. 
- Na de derde keer draaien wordt de bereikte icoon op EIND gezet.

Met deze drie iconen schrijven de leerlingen een kort verhaal.

Deze werkvorm vind je in de LessonUp Academy onder Experts in de les Gamification en valt onder de noemer Ganzenbord.
Wil je meer uitleg over hoe je hotspots kan gebruiken?
Ga dan naar dit helpdesk artikel.

Zoek je meer voorbeelden en kant-en-klare lessen?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies