LMC Voortgezet Onderwijs

4.4 Vermogen en Energie

Vermogen en energie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vermogen en energie

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van deze les:
  • Kun je uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
  • Ken je de eenheid van vermogen.
  • Kun je het vermogen van een apparaat berekenen.
  • Kun je uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt.
  • Kun je het maximale vermogen van een adapter berekenen. (GL)

Slide 2 - Tekstslide

Het vermogen van een apparaat
  • De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt
  • Je laptop verbruikt meer elektrische energie per uur dan je telefoon
  • Verbruik van energie wordt met een energielabel aangegeven

Slide 3 - Tekstslide

Omrekenen W naar kW

Slide 4 - Tekstslide

Omrekenen

Slide 5 - Tekstslide

Spanning en stroomsterkte!!!!
Het vermogen hangt af van:

De spanning waarop een apparaat werkt 
en
De stroomsterkte die door het apparaat loopt. 

Slide 6 - Tekstslide

Vermogen berekenen & noteren
  • Formule voor vermogen:
Vermogen = spanning x stroomsterkte 


  • De eenheid van vermogen is Watt (W).

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeldopgave
 



Stap 1: Wat is er gevraagd?
  • Het Vermogen.
Stap 2: Formule opschrijven
  • Vermogen = Spanning x stroomsterkte 
Stap 3: Uitwerken
  • Vermogen = 9 x 0,22 = 1,98 W (of 2 W)

Vergeet niet de eenheid!





Een lampje heeft een spanning van 9 V nodig, de stroomsterkte is 0,22A vanuit de spanningsbron.

Bereken het vermogen

Slide 8 - Tekstslide

Vermogen, tijd en energieverbruik

Hoe groter het vermogen van het apparaat
--> hoe sneller de batterij leeg zal zijn. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Vermogen, tijd en energieverbruik
Als je een mobiele telefoon of een tablet even niet gebruikt, schakelt het apparaat zoveel mogelijk onderdelen uit.

 Het beeldscherm gaat bijvoorbeeld al na korte tijd op zwart. Hierdoor daalt het totale vermogen van het apparaat meteen.

Slide 11 - Tekstslide

Vermogen, tijd en energieverbruik
Aan het verlagen van het vermogen zit een grens. 

 Als een batterij meer elektrische energie kan opslaan, kan een apparaat er – bij hetzelfde vermogen – langer op werken.

Slide 12 - Tekstslide

PAK JE AGENDA!

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Reken om:
1 kW = ...
A
10 W
B
100 W
C
1000 W
D
10 000 W

Slide 15 - Quizvraag

Reken om:
1 W = ...
A
0,1 kW
B
0,01 kW
C
0,001 kW
D
0,0001 kW

Slide 16 - Quizvraag

Reken om:
32 W = ...
A
3,2 kW
B
0,32 kW
C
0,032 kW
D
0,0032 kW

Slide 17 - Quizvraag

Reken om:
15 kW = ...
A
15 W
B
150 W
C
1500 W
D
15 000 W

Slide 18 - Quizvraag

Vermogen =
X
......................
........................
Tijd
Windingen
Stroomsterkte
Spanning

Slide 19 - Sleepvraag

Huiswerk 
Het huiswerk voor de volgende les:
Paragraaf 3.4 opgave 1 t/m 17
Blz 143-148, BOEK A

(De andere opgaves maken we in de volgende les) 

Slide 20 - Tekstslide