In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 4
Paragraaf 2 en 4 - Werkloosheid
4TL
Slide 1 - Tekstslide
Wat moet je kennen en kunnen?
Wat was ook al weer een krappe/ ruime arbeidsmarkt?
Wat zijn de oorzaken van werkloosheid?
Welke soorten werkloosheid zijn er?
Hoe kan je de werkloosheid verminderen?
Slide 2 - Tekstslide
Krappe arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt
Veel vraag en weinig aanbod van arbeid
Hoge werkloosheid
Hoge lonen
Moeilijk een baan te vinden
Weinig vraag en veel aanbod van arbeid
Goede arbeidsvoorwaarden
Slide 3 - Sleepvraag
Hoe ontstaat werkloosheid?
Slide 4 - Woordweb
Oorzaken van werkloosheid
Het slechter gaat met de economie (vooral conjunctuurgevoelige bedrijven)
Mechanisatie en automatisering
Opleiding past niet bij de banen die er zijn bedrijven
Vertrekken naar het buitenland
Stijging beroepsbevolking
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Soorten werkloosheid
Conjuncturele werkloosheid
Structurele werkloosheid
Seizoenwerkloosheid
Regionale werkloosheid
Frictiewerkloosheid
Slide 7 - Tekstslide
Conjuncturele werkloosheid
Mensen kopen minder producten --> bedrijven gaan minder producten maken --> bedrijven hebben minder werk --> er ontstaat conjuncturele werkloosheid.
= dus werkloosheid die ontstaat doordat er minder vraag is naar producten (bijvoorbeeld doordat er minder export is of dat consumenten minder geld te besteden hebben)
Slide 8 - Tekstslide
Structurele werkloosheid
= Werk dat niet meer terugkomt (blijvende werkloosheid)
Bijvoorbeeld door reorganisaties of dat machines het werk overnemen van mensen
Slide 9 - Tekstslide
Andere soorten werkloosheid
Frictie werkloosheid = Je bent korte tijd werkloos, omdat je net klaar bent met school of, omdat je een nieuwe baan zoekt.
Seizoenswerkloosheid = Je bent werkloos, omdat jouw werk aan een seizoen gebonden is. (vb. strandtent, ijssalon, ijsbaan)
Regionale werkloosheid = Je bent werkloos, omdat er in een bepaald deel van het land minder werk is of dat het werk hier verdwijnt.
Slide 10 - Tekstslide
Maatregelen overheid tegen werkloosheid
Lagere belastingen voor bedrijven → meer investeringen bedrijven
Lagere loonbelasting voor werknemers → meer bestedingen consument
Lagere btw-tarieven → meer bestedingen consument
Bijscholing of omscholing van werklozen → grote kans op werk
Verlaging van het minimumloon → bedrijven nemen sneller mensen aan
Subsidies voor bijvoorbeeld innovatie (technologische ontwikkeling) → betere concurrentiepositie bedrijven
De overheid start zelf projecten → bijvoorbeeld tunnel Nijverdal → Er is meer werk bij bijvoorbeeld wegenbouwbedrijven.
Slide 11 - Tekstslide
Sanne werkt in de winter bij de schaatsbaan. 's Zomers heeft zij geen werk.
Een bedrijf in Gelderland gaat failliet. Bij het bedrijf waren 1.250 mensen werkzaam waarvan ruim 89% in een straal van 35km van het bedrijf woonde.
Mensen kopen geen videobanden meer, daardoor sluit ook de laatste fabriek die videobanden produceerd.
Na het behalen van je diploma ben je korte tijd werkloos.
Structurele werkloosheid
Seizoens werkloosheid
Regionale werkloosheid
Frictie werkloosheid
Slide 12 - Sleepvraag
Lonen stijgen....
Werknemers:
meer inkomen
meer besteden
goed voor de werkgelegenheid
Werkgevers:
hogere kosten
prijzen producten stijgen
verkoop daalt
slecht voor de werkgelegenheid en concurrentiepositie
Slide 13 - Tekstslide
een strandtent gaat failliet. wat voor werkloosheid is dat?
A
conjuncturele werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
frictiewerkloosheid
Slide 14 - Quizvraag
Wanneer de mens wordt overgenomen door een machine is dat ... werkloosheid
A
frictie
B
structurele
C
machinale
D
conjuncturele
Slide 15 - Quizvraag
Welke vorm van werkloosheid krijg je wanneer bedrijven zich naar het buitenland verplaatsen?
A
regionale werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
structurele werkloosheid
Slide 16 - Quizvraag
Conjuncturele werkloosheid is blijvend.
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Welke werkloosheid is niet tijdelijk?
A
seizoenswerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
regionale werkloosheid
D
frictiewerkloosheid
Slide 18 - Quizvraag
Wat betekent regionale werkloosheid?
A
Werkloosheid die niet bekend is bij UWV.
B
Dat er in een bepaald seizoen meer werkloosheid is.
C
Dat er in een bepaalde provincie meer werkloosheid is.
D
Dat er geen werk is voor bepaalde opleidingen.
Slide 19 - Quizvraag
Wanneer de mens wordt overgenomen door een machine is dat ... werkloosheid
A
frictie
B
structurele
C
machinale
D
conjuncturele
Slide 20 - Quizvraag
Is er hier sprake van conjuncturele werkloosheid?
A
ja
B
nee
Slide 21 - Quizvraag
Welke 5 soorten werkloosheid zijn er ook al weer?
Slide 22 - Open vraag
Wat moet je kennen en kunnen?
Wat was ook al weer een krappe/ ruime arbeidsmarkt?