Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
LMC Voortgezet Onderwijs
‹
Terug naar zoeken
Klas 3a en 3b les 1 week 12
Welkom
3A/3B
1 / 21
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
In deze les zitten
21 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Welkom
3A/3B
Slide 1 - Tekstslide
DOEL
- aan het eind van deze les kunnen jullie overdrijving en ironie herkennen en begrijpen
Slide 2 - Tekstslide
Programma
woorden van de week +/- 2 min
Terugblik vorige les
theorie woordenschat H5 +/-10 min incl. quizvragen
Klassikaal oefenen +/-5 min
Zelfstandig werken +/- 25 min
Reflecteren +/- 10 min
zelfstandig werken +/- 10 min
reflectie
Slide 3 - Tekstslide
Woorden van de week
Het decennium = periode van 10 jaar
De eeuw = periode van 100 jaar
Over het hoofd zien = niet opmerken
Vervaardigen = maken
Slide 4 - Tekstslide
Terugblik vorige les
Mening
argument
conclusie
Slide 5 - Tekstslide
Wat is een mening?
A
iets wat waar is
B
iets wat je vindt
C
iets wat je kunt controleren
D
iets wat niet waar is
Slide 6 - Quizvraag
meningen
A
herken je aan woorden als 'omdat'.
B
herken je soms aan woorden als 'ik vind'.
C
kun je controleren
Slide 7 - Quizvraag
In een conclusie:
A
begint de schrijver met een nieuw onderwerp
B
herhaalt hij kort zijn mening en argumenten
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een argument?
A
Een feit waarmee je je mening onderbouwt.
B
Een reden waarmee je je mening onderbouwt.
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Video
In welke zin staat een overdrijving?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter heeft erge honger.
Slide 11 - Quizvraag
Een schrijver gebruikt een overdrijving om ....
A
iets extra op te laten vallen.
B
iets minder erg te maken.
C
een grapje te maken.
Slide 12 - Quizvraag
Overdrijving; neem over in je schrift (1/2)
Bij een overdrijving wordt iets op een overdreven manier uitgedrukt. Een overdrijving wordt ook wel een hyperbool genoemd.
Voorbeelden
Ik sta hier al eeuwen te wachten.
Hij heeft dat al 10.000 keer gezegd.
Slide 13 - Tekstslide
Ironie; neem over in je schrift (2/2)
Ironie wordt vaak gebruikt om te laten merken dat je het ergens niet mee eens bent. Bij ironie zegt iemand vaak het tegengestelde van wat hij bedoelt.
Voorbeeld:
Je kletst me de oren van het hoofd’, zei mevrouw Dijkhuizen tegen het verlegen meisje.
Slide 14 - Tekstslide
Instructie; klassikaal
Wat: startopdracht 1 blz 121
Hoe: klassikaal; schrijf wel mee in je schrift
Tijd: +/- 5 min
Hulp: n.v.t.
Klaar:
Slide 15 - Tekstslide
Instructie; zelfstandig werken
Wat: maken opdracht 2 blz 121
Hoe: alleen met je mond dicht ------------->
Tijd: +/- 20 min
Hulp: aantekeningen en boek (blz 120)
Klaar:
lezen H5 blz 112 opdracht 4
Opbrengst: bespreken opdrachten
timer
1:00
Slide 16 - Tekstslide
overdrijven
A
iets mooier maken dan het is
B
kunnen drijven
C
ergens overheen varen
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een GEEN voorbeeld van een overdrijving
A
De dag duurde zo lang dat ik in slaap viel
B
Het was een eindeloos durende dag
C
Het was een doodsaaie dag
D
Het was een leuke dag
Slide 18 - Quizvraag
'Overdrijving' is figuurlijk taalgebruik
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quizvraag
doel behaald?
- aan het eind van deze les kunnen jullie overdrijving en ironie herkennen en begrijpen
Slide 20 - Tekstslide
Reflectie
Wat ging er deze les goed?
Wat ging er deze les minder goed?
Slide 21 - Tekstslide