LMC Voortgezet Onderwijs

H1.1 Koning en parlement

Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
Grondwet
Grondrechten
Constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kan drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
Onschendbaar
Staatshoofd
Ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
Regering
Parlement
 
Parlementair stelsel
Districtenstelsel

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij van de Nederlandse regering en politiek?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe veel mensen zitten er in de  Tweede Kamer? 
A
150
B
75
C
225
D
100

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om de hoe veel jaar mogen mensen stemmen? 
A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


In welk jaar kregen vrouwen eindelijk stemrecht?
A
1917
B
1919
C
1922
D
1953

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke grote verandering bracht de grondwetsherziening van 1848? 
A
Meer rechten voor de koning
B
Meer rechten voor de burgers
C
Het begin van het koninkrijk Nederland
D
Het begin van de Republiek Nederland

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wie zorgde in 1848 voor een nieuwe grondwet?
A
Koning Willem I
B
Koning Willem IV
C
Thorbecke
D
Piter Jelles Troelstra

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Meer dan 200 jaar was Nederland een republiek: een land zonder koning.

In 1813 werd Nederland (met België en Luxemburg) een monarchie onder koning Willem I.

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland kreeg een grondwet (constitutie) 
De macht van de koning (monarch) was ook vastgelegd in deze grondwet. 

Ook staan de grondrechten van alle burgers in de grondwet. Grondrechten zijn de basisrechten.

Nederland werd een constitutionele monarchie: een grondwettelijk koninkrijk.

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 12 - Tekstslide

- Welke periode past bij deze situatie (jaartallen - meerkeuzevraag).
In de grondwet van 1815 had de monarch (koning) veel macht:
  • De ministers waren dienaren van de koning. Koning en ministers vormden samen de regering.
  • Het parlement (Eerste- en Tweede Kamer) had weinig te zeggen.
  • De koning benoemde de leden van de Eerste Kamer.
  • De mensen van de Provinciale Staten kozen de leden van de Tweede Kamer.

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • In 1830 scheidt België zich af van het koninkrijk na een korte oorlog.
  • Willem I wilde België graag terug en gaf daardoor (te) veel geld uit aan het leger.
  • Dit zorgde voor spanningen tussen de koning en het parlement.
  • In 1840 werd Willem II koning van Nederland.

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken:
  • Onvrede over macht van de koning
  • Spanning in Europa

Gevolg         Nieuwe grondwet in 1848, geschreven door o.a. Thorbecke
§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag 
Lees paragraaf 1A 
Maak opdracht 1 t/m 5

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§1.1
Koning en parlement
Zelfstandig werken
wat?
Lees de tekst op blz. + maak opdracht 1 t/m 5

Tijd:
30 minuten

Uitkomst
Je kijkt de opdrachten zelfstandig na met het antwoordenblad.

Klaar?
  • Bespreek de opdrachten met je buurman/buurvrouw.
  • Kijk de opdrachten zelfstandig na (antwoordenblad bij de docent).
  • Maak een samenvatting van 1.1 (A)
timer
30:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nabespreken

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
Grondwet
Grondrechten
Constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kan drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
Onschendbaar
Staatshoofd
Ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
Regering
Parlement
 
Parlementair stelsel
Districtenstelsel

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze vraag gaat over 'democratie in Nederland'. Het schema gaat over de staatsinrichting van Nederland vanaf 1848.  Sleep alle begrippen naar de juiste plek in het schema:
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Provinciale Staten
Koning
minister-president
aka premier
Burgers
ministers
Regeringsleider
Staatshoofd

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
Grondwet
Grondrechten
Constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kan drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
Onschendbaar
Staatshoofd
Ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
Regering
Parlement
 
Parlementair stelsel
Districtenstelsel

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt Nederland in 1848?
A
Een constitutionele monarchie
B
Een parlementaire democratie
C
Een totalitaire staat
D
Een federale republiek

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom was Willem II bang om zijn macht te verliezen (en was dus de oorzaak van de grondwet van 1848)?
A
Industrialisatie
B
Revoluties
C
Ondernemers
D
Stakingen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De grondwet van 1848 is een liberale grondwet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door wie is de grondwet van 1848 gemaakt?
A
Koning Willem II
B
Koning Willem III
C
Thorbecke
D
Pieter Jelles Troelstra

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De grondwet zorgde voor een aantal belangrijke politieke veranderingen:
  • De koning werd onschendbaar. De ministers werden verantwoordelijk voor wat de koning deed/zei
  • De koning bleef staatshoofd.
  • Ministers moesten verantwoording afleggen aan het parlement, niet meer aan de koning
  • Ministers werden verantwoordelijk voor hun eigen werk: ministeriële verantwoordelijkheid
§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848

Slide 29 - Tekstslide

- Welke 2 grondwetswijzigingen horen ij het jaartal 1848?
Met de nieuwe grondwet komt de macht bij het parlement te liggen. Dit noemen we een parlementair stelsel.
Dit parlement werd door burgers gekozen:
  • De Tweede Kamer werd elke 4 jaar door de burgers gekozen middels een districtenstelsel: elk gebied (district) in Nederland kiest 1 kamerlid.
  • De Eerste Kamer werd gekozen door de Provinciale Staten. Zij werden dus indirect gekozen.
§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe rechten parlement:
  • recht van amendement (wetsvoorstellen wijzigen)
  • recht van enquete (onderzoek instellen)

Nieuwe rechten volk:
  • vrijheid van onderwijs
  • recht van vereniging
  • recht van vergadering
§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§1.1
Koning en parlement
Zelfstandig werken
wat?
Lees de tekst op blz. + maak opdracht 6 t/m 9
Maak een mindmap over de grondwet van 1848 (oorzaken en gevolgen).

Tijd:
30 minuten

Uitkomst
Je kijkt de opdrachten zelfstandig na met het antwoordenblad.

Klaar?
  • Bespreek de opdrachten met je buurman/buurvrouw.
  • Kijk de opdrachten zelfstandig na (antwoordenblad bij de docent).
  • Maak een samenvatting van 1.1 (B)
timer
30:00

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nabespreken

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grondwet 1814
Grondwet 1848
Eerste kamer wordt gekozen door de provincies
Willem II
constitutionele monarchie 
parlementaire constitutionele monarchie
Eerste kamer wordt gekozen door de koning
Willem I

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de grondwet van 1848 staat dat de koning onschendbaar is. Welke van onderstaande zinnen gaat hierover?
A
De koning heeft het recht om wetten te maken.
B
De koning kan alleen door de Tweede Kamer worden ontslagen.
C
De koning maakt deel uit van het parlement.
D
De koning valt onder ministeriële verantwoordelijkheid.

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
Grondwet
Grondrechten
Constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kan drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
Onschendbaar
Staatshoofd
Ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
Regering
Parlement
 
Parlementair stelsel
Districtenstelsel

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat veranderde er door de grondwet van 1848?

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het parlement had veel macht gekregen door de grondwet van 1848. Willem III kon dat moeilijk accepteren. Hij was in 1849 zijn vader opgevolgd. 

Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
§1.1
Koning en parlement
C
DeBoze burgers
De Luxemburgse kwestie

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Pas in 1867 werd duidelijk dat de macht echt bij het parlement lag door de Luxemburgse Kwestie.
  • Deze ruzie ontstond toen bekend werd dat Willem III Luxemburg stiekem wilde verkopen.
  • Het parlement was boos over deze zelfstandige actie van de koning.
  • Door de ministeriële verantwoordelijkheid kon het parlement niet de koning aanpakken. Wel eisten ze het ontslag van de ministers. Uiteindelijk gebeurde dit.
  • De koning moest de macht van het parlement accepteren.

§1.1
Koning en parlement
C
DeBoze burgers
De Luxemburgse kwestie

Slide 44 - Tekstslide

- Wie had volgens deze kwestie de macht in de parlementaire democratie in NL.
 De koning werd onschendbaar en er kwam ministeriële verantwoordelijkheid
Nederland werd een parlementaire democratie
Het werd pas duidelijk dat de koning geen macht meer had door de Luxemburgse kwestie

Pas in 1867 werd duidelijk dat de macht echt bij het parlement lag door de Luxemburgse Kwestie.
Deze ruzie ontstond toen bekend werd dat Willem III Luxemburg stiekem wilde verkopen.
Het parlement was boos over deze zelfstandige actie van de koning.
Door de ministeriële verantwoordelijkheid kon het parlement niet de koning aanpakken. Wel eisten ze het ontslag van de ministers. Uiteindelijk gebeurde dit.
De koning moest de macht van het parlement accepteren.

Afsluiting

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de omschrijving naar het juiste begrip:
Revolutiejaar
Liberaal
Ministriële verantwoordelijkheid
Constitutionele monarchie
Luxemburgse kwestie
Censuskiesrecht
Belasting betalen om te stemmen
Onschendbaarheid van de koning
Koning moet zich ook aan de grondwet houden
Minister is verantwoordelijk voor het handelen van de koning
Thorbecke
1848

Slide 46 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door de Luxemburgse kwestie veranderde rond 1867 de politieke
verhouding tussen het kabinet en het parlement. Bij deze verandering
waren de volgende stappen belangrijk. Zet in de juiste tijdsvolgorde.
Alle leden van het kabinet dienden hun ontslag in. 
Het kabinet kreeg een conflict met de Tweede Kamer over de aanpak
van de Luxemburgse kwestie. 
De Tweede Kamer keurde de begroting van het kabinet af. 
eerst
vervolgens
tenslotte

Slide 47 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

§1.1
Koning en parlement
Zelfstandig werken
wat?
Lees de tekst op blz. + maak opdracht 10 t/m 14
Maak een mindmap over de grondwet van 1848 (oorzaken en gevolgen).

Tijd:
30 minuten

Uitkomst
Je kijkt de opdrachten zelfstandig na met het antwoordenblad.

Klaar?
  • Bespreek de opdrachten met je buurman/buurvrouw.
  • Kijk de opdrachten zelfstandig na (antwoordenblad bij de docent).
  • Maak een samenvatting van 1.1 (C)
timer
30:00

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
Grondwet
Grondrechten
Constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kan drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
Onschendbaar
Staatshoofd
Ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
Regering
Parlement
 
Parlementair stelsel
Districtenstelsel

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies