LMC Voortgezet Onderwijs

H11 Energie 4KGT

Energie


Hoofdstuk 11
1 / 69
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 69 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Energie


Hoofdstuk 11

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 4K

Slide 2 - Tekstslide

Fossiele brandstoffen
Paragraaf 1

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 4TL

Slide 4 - Tekstslide

Fossiele brandstoffen
  • Aardgas, aardolie en steenkool zijn fosiele brandstoffen
  • Andere belangrijke energiebronnen zijn: zonlicht, wind en uranium.
  • Toepassingen van fossiele branstoffen zijn:
  1. Verwarming van gebouwen.
  2. Wegvervoer en vliegverkeer.
  3. Opwekking van electriciteit.

Slide 5 - Tekstslide

Energiecentrales
  • Bij het verbranden van een brandstof wordt chemische energie omgezet in warmte.
  • Die warmte kun je omzetten in elektrische energie.
  • Dit wordt in energiecentrales op grote schaal gedaan.
  • Een kerncentrale gebruikt een kernbrandstof zoals bijvoorbeeld uranium om energie op te wekken.

Slide 6 - Tekstslide

Elektrische energie
  • Je kunt elektrische energie uitrekenen met behulp van de volgende formule:  
  • E is de hoeveelheid geleverde energie in joule (J)
  • P is het elektrisch vermogen van de centrale in watt (W)
  • t is de tijd die de centrale heeft gewerkt in seconden (s)
E=Pt

Slide 7 - Tekstslide

Een energiecentrale heeft een vermogen van 40.000mW geleverd over 1 uur. Hoeveel elektrische energie heeft de energiecentrale geleverd?
Gegevens
  •  
  •  
  •  
Gevraagd
  •  
Oplossing
Conclusie:

Slide 8 - Tekstslide

Afvalwarmte
  • Het is niet mogelijk om alle chemische energie om te zetten in elektrische energie. 
  • De warmte die overblijft noem je afvalwarmte.

Slide 9 - Tekstslide

Zure regen en smog
  • Sommige gassen die ontstaan bij het verbranden van brandstoffen en zijn schadelijk voor het milieu.
  • Voorbeelden hiervan zijn Zwaveldioxide (SO2) en stikstofoxiden (NOx)
  • Deze veroorzaken smog en zure regen.
  • Zure regen is schadelijk voor planten en bomen.

Slide 10 - Tekstslide

Zure regen en smog
  • Smog is een geelbruine nevel.
  • Smog irriteert de ogen en beschadigt slijmvliezen, ogen en luchtwegen.

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen check 4K

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen check 4TL

Slide 13 - Tekstslide

Zonne-energie
paragraaf 2

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen 4K

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen 4TL

Slide 16 - Tekstslide

Stralingsenergie
  • De energie in zonlicht wordt stralingsenergie genoemd.
  • Zonne-energie wordt ook gebruikt door planten om glucose te maken. Dit wordt fotosynthese genoemd. 

Slide 17 - Tekstslide

Zonnepanelen
  • Zonnepanelen worden gebruikt om stralingsenergie om te zetten in elektrische energie.
  • Een zonnepaneel levert onder ideale omstandigheden           300 W.
  • Dit maximale vermogen wordt piekvermogen genoemd.

Slide 18 - Tekstslide

Het rendement van een zonnepaneel
  • Het rendement van een zonnepaneel is maar ongeveer 16%.
  • Het rendement van een zonnepaneel kun je berekenen met de volgende formule:  
  • rendement =

  • OF rendement =                                                                x 100%
Afgegeven elektrische energie
Opgenomen elektrische energie
________________________________
x 100%
afgegeven vermogen
opgenomen vermogen
________________________

Slide 19 - Tekstslide

Het rendement van een zonnepaneel
  •   =            x 100%                 of                                  x 100% =

  •   = het rendement in procenten (%)
  • Eaf = de afgegeven elektrische energie in joule (J)
  • Eop = de opgenomen stralingsenergie in joule (J)
  • Paf = Het afgegeven vermogen in watt (W)
  • Pop = Het opgenomen vermogen in watt (W)
η
Eaf
Eop
____                       
η
____                       
Paf
Pop

η

Slide 20 - Tekstslide

Mijnheer Di-Paolo heeft op zijn dak 1 zonnepaneel liggen. Het zonnepaneel neemt 400J aan stralingsenergie op. Het zonnepaneel geeft vervolgens 48J aan energie af. Wat is het rendement van het zonnepaneel?
Gegevens
  •  
  •  
  •  
Gevraagd
  •  
Oplossing
Conclusie:

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoelen check 4K

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen check 4TL

Slide 23 - Tekstslide

Lezen en maken met potlood
  • 4K → blz 144 - 154
  • 4GT → blz 139 - 150

Slide 24 - Tekstslide

Windenergie
paragraaf 3

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen 4K

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen 4TL

Slide 27 - Tekstslide

Bewegingsenergie
  • Doordat lucht beweegt heeft hij bewegingsenergie.
  • Windmolens gebruikte deze bewegingsenergie voor graan te malen, hout te zagen of water weg te pompen.
  • Tegenwoordig worden windmolens gebruikt voor het opwekken van energie.

Slide 28 - Tekstslide

Bewegingsenergie
  • Des te sneller iets beweegt des te groter de bewegingsenergie. 
  • Des te groter de massa des te groter de bewegingsenergie.

Slide 29 - Tekstslide

Bewegingsenergie berekenen
  • De bewegingsenergie (of kinetische energie) kun je berekenen met de volgende formule: 

  • Ek= de bewegingsenergie in joule (J)
  • m = de massa n kilogram (kg)
  • v = de snelheid in meter per seconde (m/s)
Ek=0,5mv2

Slide 30 - Tekstslide

Bas is bezig een spijker in een plank te slaan. De hamer heeft een massa van 500 gram. Hij raakt de spijker met een snelheid van 8 m/s. What is de kinetische energie van de hamer?
Gegevens
  •  
  •  
  •  
Gevraagd
  •  
Oplossing
Conclusie:

Slide 31 - Tekstslide

Windturbine
  1. De wind laat de bladen en de lage-snelheidsas draaien.
  2. Een tandwielenkast laat de hoge-snelheidsas dan draaien. Dit gaat een stuk sneller dan op de lage-snelheidsas.
  3. De hoge-snelheidsas drijft een generator aan die elektrische energie opwekt.
  4. Een transformator maakt de elektrische energie hoger.
  5. De energie wordt aan het elektriciteitsnet geleverd.

Slide 32 - Tekstslide

Het vermogen van een windturbine
  • Een belangrijke eigenschap is het piekvermogen. Dit is het maximale elektrische vermogen van een windturbine.
  • Grote windturbines hebben een piekvermogen van ongeveer 5MJ per seconde!

Slide 33 - Tekstslide

Geen wind dus de turbine kan ook niet draaien. Dit zorgt er ook voor dat de windturbine dus geen vermogen heeft.
A
De wind is hier een stuk sneller. Er kan dus ook vermogen geleverd worden door de windturbine.
B
Hier kan de windturbine niet sneller draaien. Een computer zorg ervoor dat hij niet sneller gaat draaien zodat hij niet doordraait. Hier is het piekvermogen bereikt.
C

Slide 34 - Tekstslide

Dynamo
  • Werkt ongeveer hetzelfde als een generator.
  • Voor een eenvoudige dynamo heb je maar 2 onderdelen nodig: een spoel en  een permanente magneet.

Slide 35 - Tekstslide

Dynamo
  • 4a. Er wordt een magneet in de spoel geschoven. De stroommeter slaat uit naar rechts.
  • 4b. Geen beweging dus ook geen stroom.
  • 4c. De magneet wordt uit de spoel gehaald. Stroommeter gaat naar links

Slide 36 - Tekstslide

Dynamo
  • Het magneetveld veranderd in een spoel.
  • Hierdoor ontstaat er een steeds veranderende wisselspanning.
  • Als je hier een apparaat aan koppelt verandert de stroom ook van richting en ontstaat er wisselstroom.

Slide 37 - Tekstslide

Leerdoelen check 4K

Slide 38 - Tekstslide

Leerdoelen check 4TL

Slide 39 - Tekstslide

Lezen en maken met potlood
  • 4GT → blz 151 - 164
  • 4K → blz 155 - 168

Slide 40 - Tekstslide

Waterkracht
Paragraaf 4

Slide 41 - Tekstslide

Leerdoelen 4K

Slide 42 - Tekstslide

Leerdoelen 4TL

Slide 43 - Tekstslide

Elektriciteit van een stuwmeer
  • in berachtige gebieden worden stuwdammen aangelegd.
  • Deze stuwdammen houden het water in de rivier tegen.
  • In deze stuwdam wordt een waterkrachtecentrale gebouwd
  • Als het water hoog genoeg staat laat de centrale water door zodat ze elektriciteit op kunnen wekken. 

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video

Via pijpleidingen stroomt het water van het stuwmeer omlaag.
1.
Het stromende water brengt de schoepen van een waterturbine in beweging.
2.
De waterturbine drijft een generator aan die elektrische energie opwekt.
3.
De energie wordt via het elektriciteitsnet aan woningen en bedrijven geleverd.
4.

Slide 46 - Tekstslide

Zwaarte-Energie
  • Zwaarte-Energie of Potentiele energie ontstaat door hoogte verschil.
  • Je kunt de Zwaarte-Energie berekenen met:                                   
  •       Ez = De zwaarte-energie in joule (J)
  • m = de massa van het voorwerp in kilogram (kg)
  • g = de zwaartekracht in newton per kilogram (N/kg)
  • h = de hoogte van het onderwerp in meter (m)
Ez=mgh
10N/kg
?

Slide 47 - Tekstslide

In een waterkrachtcentrale stroomt elke seconde 200,000 gram water. Het hoogte verschil is 30 meter. Bereken de zwaarte energie.
Gegevens
  •  
  •  
  •  
Gevraagd
  •  
Oplossing
Conclusie:

Slide 48 - Tekstslide

Zwaarte-energie en bewegingsenergie
  • Ez op het hoogste punt = Ek op het laagste punt.
  • Als je een bal omhoog schopt dan... 
  • Op het hoogste punt dan...
  • Als de bal omlaag valt dan...
  • Als de bal helemaal beneden is dan...
Ez wordt hoger, Ek wordt lager 
E= groot, Ek = 0
Ez neemt toe en Ek neemt af
Ez = 0 Ek = groot

Slide 49 - Tekstslide

Liam schiet een bal recht omhoog. Hij trapt deze bal 6 meter de lucht in. Bereken de snelheid die de bal had toen hij geschoten werd.
Gegevens
  •  
  •  
  •  
Gevraagd
  •  
Oplossing
Conclusie:

Slide 50 - Tekstslide

Energiebronnen vergelijken
  • Hoeveel kost de energie die je uit de energiebron haalt?
  • Kan de energiebron op den duur uitgeput raken?
  • Is de energiebron altijd of alleen af en toe beschikbaar? *
  • Wat zijn de gevolgen voor het mileu?

Slide 51 - Tekstslide

Huiswerk voor vrijdag
  • We gaan een practicum doen. 
  • Je krijgt een maatbeker met warm water.
  • Het is aan jullie om die maatbeker na 10 minuten zo warm mogelijk te houden.
  • Hier zijn een paar spelregels voor:
  1. Je mag de vloeistof niet verwarmen (dus geen vuur etc.)
  2. De temperatuur moet gemeten kunnen worden met een thermometer.
  3. Jullie krijgen vrijdag maximaal 20 minuten om de opstelling te bouwen.
  4. d.klaasse@student.fontys.nl over vragen en 

Slide 52 - Tekstslide

Leerdoelen 4K

Slide 53 - Tekstslide

Leerdoelen 4TL

Slide 54 - Tekstslide

Lezen en maken met potlood
  • 4GT → blz 165 - 176
  • 4K → blz 169 - 181

Slide 55 - Tekstslide

Energie besparen
Paragraaf 5

Slide 56 - Tekstslide

Leerdoelen 4K

Slide 57 - Tekstslide

Leerdoelen 4TL

Slide 58 - Tekstslide

De wet van behoud van energie
  • Deze wet zegt alleen iets over de hoeveelheid energie.
  • Bij energie-omzettingen gaat nooit energie verloren.
  • Er komt ook nooit nieuwe energie bij.
  • De totale hoeveelheid energie is voor en na de energie-omzetting even groot. 
  • Veel van de energie bij energie-omzetting is geen bruikbare vorm van energie.

Slide 59 - Tekstslide

Zuinig zijn met energie
  • Energie besparen gaat vooral over waardevolle soorten energie zoals chemische en elektrische energie.
  • Voordelen hiervan zijn:
  1. Je energierekening gaat omlaag.
  2. Het is beter voor het milieu
  3. Het spaart grondstoffen en kostbare ruimte.  
  • Je kunt energie besparen door energiezuinige apparaten te kopen.
  • Je kunt ook energie besparen door je manier van leven te veranderen.

Slide 60 - Tekstslide

Het rendement van lampen
Gloeilamp:
  • Tot 2010 veel gebruikt
  • Laag rendement
  • Produceerde veel warmte
  • Werden lang gebruikt omdat ze goedkoop waren.
  • In 2012 werd de verkoop van gloeilampen verboden.

Slide 61 - Tekstslide

Het rendement van lampen
Spaarlampen:
  • Na 1980 op de markt gekomen.
  • Rendement 4x zo hoog als de gloeilamp.
  • Produceerde veel minder warmte.

Slide 62 - Tekstslide

Het rendement van lampen
Ledlamp:
  • Na 2010 werd dit de meeste gebruikte lamp.
  • De zuinigste lamp die je kunt kopen.
  • Rendement is 10x zo hoog als de gloeilamp.
  • Gaan veel langer mee dan gloeilampen.
  • Zijn duurder.

Slide 63 - Tekstslide

Het energieverbruik berekenen
  • Je kunt het energieverbruik berekenen met de volgende formule:  

  • E = het elektrische energieverbruik in kilowattuur (kWh)
  • P = Het elektrische vermogen in kilowatt (kW)
  • t = de tijd die het apparaat heeft gewerkt in uur (h)
  • Soms moet je Elektrische energie van J naar kWh omrekenen. 
  • 1kWh = 3,6*10J
E=Pt

Slide 64 - Tekstslide

Een gloeilamp van 20 W wordt vervangen voor een ledlamp van 2 W. Hij denkt dat de lamp ieder 1000 uur per jaar brandt. 1 kWh kost 30 cent. Hoeveel geld wordt er per jaar bespaard?
Gegevens
  •  
  •  
  •  
Gevraagd
  •  
Oplossing
Conclusie:

Slide 65 - Tekstslide

Het energielabel
  • Elektrische apparaten hebben meestal een energielabel.
  • Dit energielabel geeft aan hoeveel elektrische energie het apparaat gebruikt.

Slide 66 - Tekstslide

Leerdoelen 4K

Slide 67 - Tekstslide

Leerdoelen 4TL

Slide 68 - Tekstslide

Lezen en maken met potlood
  • 4GT → blz 128 - 189
  • 4K → blz 134 - 195


Volgende les volledige hoofdstuk af!

Ik kom de boeken controleren!

Slide 69 - Tekstslide