In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
H1 en H2
Slide 1 - Tekstslide
Je moet kiezen wat wel en niet kunt kopen dit noemen we
A
Behoeften
B
Prioriteiten stellen
C
Welvaart
D
Consumeren
Slide 2 - Quizvraag
Een nieuwe telefoon is een voorbeeld van ....
A
Primaire behoeften (basisbehoeften)
B
Secundaire behoeften (overige behoeften)
Slide 3 - Quizvraag
Wat is geen voorbeeld van vrije goederen
A
Lucht
B
Zonlicht
C
Fietspad
D
Wind
Slide 4 - Quizvraag
Sluikreclame is een voorbeeld van
A
Commerciële beïnvloeding
B
Sociale beïnvloeding
Slide 5 - Quizvraag
Omgaan met vrienden is een voorbeeld van ......
A
Welvaart
B
Welzijn
Slide 6 - Quizvraag
Waarom zijn jongeren een belangrijke doelgroep voor bedrijven
A
Wisselen vaak van verschillende merken
B
Hebben niet veel geld te besteden
C
Moeilijker over te halen om iets te kopen
D
Hebben invloed op aankopen in het gezin
Slide 7 - Quizvraag
Wanneer je in een aanbieding ziet staan 3 halen 2 betalen noemen we dat een
A
informatieve reclame
B
merk reclame
C
Ideële reclame
D
Sluikreclame
Slide 8 - Quizvraag
Wanneer jij stopt met het gebruik van instagram is dat een voorbeeld van consumer power
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Een laptop kost normaal € 600,- Tijdens een aanbieding kost hij nog maar € 510,- Hoeveel procent is de laptop in prijs gedaald? Rond je antwoord af op hele procenten Vul het antwoord in zonder berekening of procentteken.
Slide 10 - Open vraag
Wat is geen voorbeeld van duurzaam consumeren
A
Rekening houden met dieren
B
Rekening houden met planten
C
Rekening houden met kinderarbeid
D
Rekening houden met de prijs
Slide 11 - Quizvraag
Doordat fabrieken veel CO2 uitstoten brengt dit bedrijfskosten met zich mee?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Dagelijkse uitgaven
Huur
Nieuwe fiets
Verjaardagscadeau
Gas water en licht
Blikje drinken
Slide 13 - Sleepvraag
Inkomen uit arbeid
Overdrachtsinkomen
Inkomen uit bezit
Auto van de zaak
Zakgeld
Vakantiegeld
Huur inkomsten
Huurtoeslag
Slide 14 - Sleepvraag
Je ontvangt 65 euro per maand. Hoeveel is dat dan per week. Rond af op een heel getal en noteer het getal zonder euro teken
Slide 15 - Open vraag
Een begroting is een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van autokosten
A
Benzine
B
Reparatie
C
Verzekering
D
Motorrijtuigenbelasting
Slide 17 - Quizvraag
Wanneer je elke maand geld opzij legt om een nieuwe telefoon te kopen is dat een voorbeeld van
A
Sparen voor de rente
B
Sparen voor een doel
C
Sparen uit voorzorg
Slide 18 - Quizvraag
Hoe hoger de rente hoe makkelijker het wordt om geld te lenen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quizvraag
De rente is 4% en de inflatie is 3%. Wat kun je nu zeggen over de koopkracht?
A
Die is 1% gestegen
B
Die is 1% gedaald
C
Die is 7% gestegen
D
Die is 7% gedaald
Slide 20 - Quizvraag
Stelling 1: Bij een aandelen leen je geld uit aan de overheid. Stelling 2: Wat je verdient met beleggen noemen we rendement
A
Beide stellingen zijn juist
B
Beide stellingen zijn onjuist
C
Alleen stelling 1 is juist
D
Alleen stelling 2 is juist
Slide 21 - Quizvraag
Je wilt een nieuwe telefoon kopen voor € 400,-. Je hebt nu al € 40 op je rekening staan. Hoeveel moet je elke maand reserveren om over 2 jaar deze telefoon te kunnen kopen. Noteer je antwoord als geheel getal en zonder euroteken.
Slide 22 - Open vraag
Wanneer je wasmachine kapot gaat en je moet geld lenen om deze te repareren is dat een voorbeeld van
A
Lenen voor een tijdelijk geldtekort
B
Lenen voor een dure aankoop
C
Lenen voor de aankoop van een huis
D
Lenen voor een dringende uitgaven
Slide 23 - Quizvraag
Je wilt € 5.000,- lenen. Je hebt afgesproken dit in 36 maandelijkse termijnen van € 156,- terug te betalen. Hoeveel bedragen dan de kredietkosten. Noteer je antwoord als geheel getal en zonder euroteken