LMC Voortgezet Onderwijs

Ec. bekeken: H1.2 Inkomsten omrekenen

H1 Zakgeld en inkomen




Klas 2 Economie 




Paragraaf 2: Inkomsten omrekenen

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H1 Zakgeld en inkomen




Klas 2 Economie 




Paragraaf 2: Inkomsten omrekenen

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van een tegenprestatie
A
Krantenlopen
B
Oppassen
C
Kleedgeld
D
Reisgeld

Slide 2 - Quizvraag

Nick krijgt iedere vrijdag € 2 zakgeld van zijn moeder. Wat voor soort inkomen is zakgeld ?
A
Inkomen met tegenprestatie
B
Inkomen zonder tegenprestatie
C
Inkomen in natura
D
Gratis geld

Slide 3 - Quizvraag

Piet werkt vijf dagen per week als schoonmaker. Dit is een vorm van inkomen....
A
met tegenprestatie
B
zonder tegenprestatie

Slide 4 - Quizvraag

Welke van onderstaande antwoorden vallen onder niet-vrij besteedbaar inkomen ?
A
Reisgeld
B
Kleedgeld
C
Zakgeld

Slide 5 - Quizvraag

Vergelijken

Inkomsten en uitgaven hebben vaak een bepaalde regelmaat:

per week, per maand, per jaar

Je kunt inkomsten en uitgaven alleen vergelijken als ze over dezelfde periode gaan, bijv. over een week of of over een maand

Slide 6 - Tekstslide

Omrekenen naar jaarbedrag 

Inkomsten per week of per maand kun je omrekenen naar bedragen per jaar.

Wekelijkse inkomsten vermenigvuldig je met 52

Maandelijkse inkomsten vermenigvuldig je met 12


Daarna kun je ze met elkaar vergelijken 

Slide 7 - Tekstslide

Omrekenen naar maandbedrag

Een bedrag dat je elke week ontvangt, kun je omrekenen naar een maandbedrag

Eerst vermenigvuldigen met 52 en daarna delen door 12


Slide 8 - Tekstslide

Omrekenen naar weekbedrag

Ontvangsten per maand kun je omrekenen naar een weekbedrag:

vermenigvuldigen met 12 en delen door 52

Slide 9 - Tekstslide

Andere periode

Lonen en uitkeringen worden meestal per maand uitbetaald.

Ontvangsten kunnen ook per week, per kwartaal of per jaar voorkomen.

Als je ze wilt vergelijken, moet je ze omrekenen naar dezelfde periode.

Dit kun je ook met uitgaven doen.


Slide 10 - Tekstslide

schema 

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel weken heeft een jaar?

Slide 12 - Open vraag

Hoeveel maanden heeft een jaar?

Slide 13 - Open vraag

Hoeveel dagen heeft een jaar?

Slide 14 - Open vraag

Hoeveel kwartalen heeft een jaar?

Slide 15 - Open vraag

Je krijgt € 672 zakgeld per jaar. Hoeveel euro krijg je dan per maand?
A
€ 50
B
€ 52,50
C
€ 56
D
Geen van de genoemde antwoorden

Slide 16 - Quizvraag

Je krijgt € 30 kleedgeld per kwartaal. Hoeveel euro is dat per maand?
A
€ 7,50
B
€ 10
C
€ 12
D
Geen van de genoemde antwoorden

Slide 17 - Quizvraag

Je krijgt € 22,50 zakgeld per maand hoeveel euro is dit per week?
A
€ 5,19
B
€ 5,63
C
€ 4,50
D
geen van de genoemde antwoorden

Slide 18 - Quizvraag

Wat heb je nu geleerd?

Slide 19 - Tekstslide