Paragraaf 2.3 "Massa en volume"

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 2 "Stoffen"

Paragraaf 2.3

Massa en volume

Leerdoelen par. 2.3

- 2.3.1 Je kunt de massa van een hoeveelheid stof bepalen.

- 2.3.2 Je kunt het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen.

- 2.3.3 Je kunt het volume van een rechthoekig voorwerp berekenen.

- 2.3.4 Je kunt het volume van een voorwerp met een onregelmatige vorm bepalen.

Met een ............. kun je de massa van een voorwerp bepalen.

1. weegschaal
2. maatcilinder

Je meet massa in ..................

1. gram of kilogram
2. milliliter of liter

De massa van een voorwerp zegt iets over de hoeveelheid stof van een voorwerp.

1. juist
2. onjuist

Welke van de volgende maten is geen eenheid van volume

1. mL
2. dm3
3. kg
4. m3

86 g = .............. kg

1. 860
2. 8,6
3. 0,86
4. 0,086

De maatcilinder bevat ...

1. 63 mL
2. 66 mL
3. 72 mL
4. 73 mL

Je hebt een doos met een volume van 1 dm3. Hoeveel milliliter past er in de doos?

1. 1 mL
2. 10 mL
3. 100 mL
4. 1000 mL

Een suikerklontje heeft een volume van 4,5 cm3 en een massa van 3 gram. Het doosje waarin de suikerklontjes zitten heeft een lengte van 10 cm, een breedte van 15 cm en een hoogte van 4 cm. Hoeveel suikerklontjes zitten er in de doos?

1. 44
2. 133
3. 134
4. 200

Wat is het volume van de steen?

1. 15 mL
2. 16 mL
3. 17 mL
4. 18 mL

Leswerk

Moeilijk: uitlegfilmpjes / uitleg van docent

Makkelijk: Ga door met paragraaf 2.4

Leerdoelen par. 2.4

- 2.4.1 Je kunt uitleggen wat de dichtheid van een stof is.

- 2.4.2 Je kunt uitleggen waarom dichtheid een stofeigenschap is.

- 2.4.3 Je kunt de dichtheid van een stof berekenen als de massa en het volume gegeven zijn.

- 2.4.4 Je kunt aan de hand van de dichtheid van stoffen uitleggen of een stof zinkt, zweeft of drijft.