LMC Voortgezet Onderwijs

Rekenen PinCode H6,7 en 8 leerjaar 3

Economie 
VMBO

Klas 3
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Economie 
VMBO

Klas 3

Slide 1 - Tekstslide

Bedrijf x heeft een marktaandeel van 50%, zij verkochten totaal 4500000 producten.
Bedrijf y heeft een marktaandeel van 10%.

Hoeveel producten verkocht bedrijf Y?
4500000 / 50 x 10 = 900000

Slide 2 - Tekstslide

Van een winkel zijn de volgende gegevens bekend:
- omzet € 1.300.000
- bedrijfskosten € 390.000
- inkoopwaarde € 800.000
- betaalde btw € 125.000
 -ontvangen btw € 250.000

 Bereken het nettoresultaat.


1300000 - 390000 - 800000 = 110000
BTW telt niet mee!

Slide 3 - Tekstslide

De inkoopprijs van een product is € 60,25. De brutowinstmarge is € 77,00.  De btw is 21%.

Bereken de consumentenprijs.

60,25 + 77,00 = 137,25 (IS VERKOOPPRIJS) + 21% (28,82) = 166,07

Slide 4 - Tekstslide

In 2017 exporteerde Nederland 680 miljoen liter melk met een gemiddelde verkoopprijs van € 1,70 per liter.

Bereken de totale uitvoerwaarde van melk van dat jaar.
 

680000000 x 1,70 = 1156000000

Slide 5 - Tekstslide

In een land is het nationaal inkomen 3400 miljard. ze hebben een uitvoerwaarde van 1200 miljard.

Bereken de exportquote.
1200 / 3400 * 100 = 35,3%

Slide 6 - Tekstslide

Een kaartje voor het museum kost € 4,90. Zonder subsidie van de gemeente zou het kaartje € 6,50 kosten.

Bereken hoeveel procent subsidie de gemeente geeft op een kaartje voor het zwembad.

Subsidie = 6,50 - 4,90 = 1,60
Dat is 1,60 / 6,50 x 100 = 24,6%

Slide 7 - Tekstslide

H6 - Afschrijving
TermijnenAanschafwaardeRestwaarde=Afschrijving
Bedrijf X heeft een nieuwe auto gekocht voor € 52.100. De auto moet 6 jaar meegaan. Bij de inruil moet de auto nog € 11.000 opbrengen.
 

Bereken de jaarlijkse afschrijving van deze auto.
(€ 52.100 - € 11.000) ÷ 6 = € 6.850 afschrijving per jaar

Slide 8 - Tekstslide

H6 - Netto resultaat
Nettoresultaat=OmzetInkoopwaardeBedrijfskosten
Kees wil zijn nettoresultaat berekenen. Hij heeft de volgende cijfers verzameld.


- omzet € 398.000
- bedrijfskosten € 167.000
- inkoopwaarde € 130.000
- ontvangen btw € 71.000
€ 398.000 − € 130.000 − € 167.000 = € 101.000 winst

Slide 9 - Tekstslide

H6 - Omzet, prijs en afzet
Omzet=Afzet(aantal)Prijs(eenheid)
Maria verkoopt zelfgemaakt Italiaans schepijs. De ijsjes kostten eerst € 2,40 per stuk. Voor deze prijs verkocht Maria 600 ijsjes per week.
Nu heeft Maria de prijs verhoogd naar € 2,75. Daardoor is haar afzet met 10% gedaald.

Omzet vóór prijsverhoging 600 × € 2,40 = € 1.440,00.
Daling afzet 600 x 0,9 = 540
Nieuwe omzet 540 x € 2,75 = € 1.485 ,00  ( De verhoging was dus verstandig )

Slide 10 - Tekstslide

H6 - Marktaandeel
Hieronder zie je de marktaandelen van smartphonefabrikanten in Nederland.
In 2016 verkocht Samsung 1.483.500 toestellen.


Bereken het aantal verkochte telefoons van Apple.


Marktaandelen smartphonefabrikanten in Nederland
Samsung 43%, Apple 25%, HTC 7%, LG 6%,Nokia 5% en overig 14%
1.483.500 ÷ 43 x 25 = 862.500
PercentageAantalNieuwPercentage

Slide 11 - Tekstslide

H6 - Brutowinstmarge
Inkoop100Verkoop(ex.btw)Inkoop
De inkoopprijs van een ventilator is € 45,50. De verkoopprijs exclusief btw is € 105,00.
Bereken de brutowinstmarge in procenten van de inkoopprijs.

€ 105 - € 45,50 = € 59,50 -> (€ 59,50 ÷ € 45,50) x 100 = 130,8%

Slide 12 - Tekstslide

H6 - Consumentenprijs
Consumentenprijs=Verkoopprijs+BTW
Verkoopprijs=Inkoop+Brutowinst(marge)
De inkoopprijs van een fiets is € 356. De brutowinstmarge is 35% en de btw 21%.
Bereken de consumentenprijs.

€ 356 x 1,35 x 1,21 = € 581,53  

Slide 13 - Tekstslide

H6 - Arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductieviteit=(aantal)Eenheden(aantal)Producten
Eenheden zijn: Per uur, per man, per week etc., etc.
Pizzeria Bella Napoli bakt 4.200 pizza’s per week. Het restaurant is 6 dagen per week 7 uur geopend. Bella Napoli heeft 5 medewerkers.
Carlo, de eigenaar van de pizzeria besluit elke dag een uur langer open te gaan. De arbeidsproductiviteit per uur blijft gelijk.
       
Hoeveel pizza’s worden er voortaan bij Bella Napoli gebakken? 

Arbeidsproductiviteit per uur bij 7 uur open:
      4.200 : 6 : 7 = 100 
Productie bij 8 uur open:
     100 x 8 x 6 = 4.800 pizza’s 

Slide 14 - Tekstslide

H7 - Subsidie
Subsidie(percentage)=PrijsZONDERsubsidie100PrijsZonderSubsidiePrijsMetSubsidie
De begroting voor het plaatselijke meerdaagse muziekfestival is € 720.000. Zonder subsidie van de gemeente zou de begroting € 262.800 bedragen.
Hoeveel procent van de begroting bestaat uit gemeentelijke subsidie?

€ 720.000 - € 262.800 = € 457.200
€ 457.200 : € 720.000 x 100 = 63,5%

Slide 15 - Tekstslide

H7 - Bijstandsuitkering
PercentageXaantalvolwassenenMinimumloon
Mevrouw van Dijk woont met haar twee volwassen dochters in Enschede. Mevrouw Thijssen heeft een bijstandsuitkering, net als haar dochters.  Het minimumloon is € 1.551,60 per maand.

Aantal volwassenen in een huishouden Hoogte uitkering in % van het minimumloon
Eénpersoonshuishouden 70%
Tweepersoonshuishouden 50%
Driepersoonshuishouden 41,3%

0,413 x € 1.551,60 = € 640,81

Slide 16 - Tekstslide

H7 - Begroting (percentage)
TotaalBegroting100BedragOnderdeel
Op de begroting van de gemeente Delft stat een totaalbedrag aan uitgaven van Eur. 175306,00
Aan "verkeer en vervoer" geeft de gemeente Eur. 8500,00 uit.

Bereken hoeveel procent Delft aan verkeer en vervoer besteedt.
8500 / 175306 * 100 = 4,8%

Slide 17 - Tekstslide

H7 - Rente en Schuld
Op de miljoenennota staat een bedrag betaalde rente van 6,7 miljard. De overheid betaald gemiddeld 1,5% rente.
Bereken de totale staatsschuld.
6,7 miljard / 1,5 * 100 = 446,7 miljard
rentepercentage100Rentebedrag

Slide 18 - Tekstslide

H7 - BTW en Accijns
Wilma heeft begin vorig jaar een nieuwe Mini gekocht voor € 26.309 (inclusief 27% aan btw en bpm).
Wilma betaalt per kwartaal € 127 aan wegenbelasting. Ze reed vorig jaar 32.000 kilometer. Haar verbruik was 1 op 25 (25 kilometer op 1 liter). De benzineprijs was gemiddeld € 1,40 per liter, waarvan € 0,84 bestond uit accijns en btw.
Welk bedrag heeft Wilma vorig jaar aan belastingen en accijns betaald?

€ 26.309 x 0,27 = € 7.103,43
4 x € 127 = € 508
32.000 : 25 = 1.280 x € 0,84 = € 1.075,20
€ 7.103,43 + € 508 + € 1.075,20 = € 8.686,63

Btw en Accijns zijn percentages van de verkoopprijs

Slide 19 - Tekstslide

H8 - Uitvoerwaarde
ExportEenhedenPrijsPerEenheid
Vorig jaar exporteerde Nederland 4,6 miljard kilo groente
met een gemiddelde verkoopprijs van € 0,91 per kilo. 
Bereken de totale uitvoerwaarde van groente in dat jaar.

4,6 miljard × € 0,91 = € 4.186.000.000

Slide 20 - Tekstslide

H8 - Exportquotes
NationaalInkomen100Uitvoerwaarde
Een land heeft een nationaal inkomen van 2456 miljard euro en een uitvoerwaarde van 754 miljard euro.
Bereken de exportquote.
754 miljard / 2456 miljard * 100 = 30,7%

Slide 21 - Tekstslide

H8 - Groei export
ExportwaardeOud100ExportwaardeNuExportwaardeOud
De export naar EU-landen nam de laatste jaren toe: van € 275,6 miljard in 2010 naar € 308,7 miljard in 2015.
hoe groot was de groei van de export ?
(€ 308,7 mrd – € 275,6 mrd)
/
 € 275,6 mrd x 100 = 12%

Slide 22 - Tekstslide

H8 - Begrotingstekort / Staatsschuld
Bbp100TekortOfSchuld
Bbp = Bruto binnenlands product (meestal gegeven)
Bbp                            Begrotingstekort        Staatsschuld
€ 258,4 miljard       € 5,1 miljard                    € 194,8 miljard
Een land mag de euro invoeren als:
Het begrotingstekort maximaal 3% van het Bbp is. en de staatsschuld lager dan 60% van het Bbp is.
begrotingstekort: (€ 5,1 mrd ÷ € 258,4 mrd) x 100 = 1,95% (of 2%)
 Staatsschuld: (€ 194,8 mrd ÷ € 258,4 mrd) x 100 = 75,4%

Slide 23 - Tekstslide

H8 - Inkomen per hoofd van de bevolking
AantalInwonersNationaalinkomen
Nationaal inkomen: $ 79,9 miljard
Aantal inwoners: 38,3 miljoen

$ 79.900.000.000 ÷ 38.300.000 = $ 2.086

Slide 24 - Tekstslide

H8 - Armoedegrens (per dag)
AantalPersonenGezin365dagenInkomen(perjaar)
Kouassi is een cacaoboer in Ivoorkust. Hij produceert in een jaar cacao voor 8.500 chocoladerepen. Kouassi moet een gezin onderhouden: zijn vrouw en vier kinderen.
Volgens de Wereldbank leeft iemand onder de armoedegrens als zij van minder dan € 1,70 per dag moeten leven.
    Laat met een berekening zien dat Kouassi met zijn gezin onder de armoedegrens leeft.   

Kouassi verdient 8.500 x € 0,12 = € 1.020 per jaar
€ 1.020 ÷ 365 dagen = € 2,79 per dag. € 2,79 ÷ 6 personen = € 0,47 per persoon per dag. 

Slide 25 - Tekstslide