LMC Voortgezet Onderwijs

Trappen van vergelijking

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Le programme
Interrogation du vocabulaire H
Explication des comparatifs (trappen van vergelijking)
Les devoirs

Slide 2 - Tekstslide

malheureusement =
A
gelukkig
B
allebei
C
noodzakelijk
D
jammer genoeg

Slide 3 - Quizvraag

wachten =

Slide 4 - Open vraag

draguer =
A
vallen
B
vergeten
C
(iemand) versieren
D
huilen

Slide 5 - Quizvraag

Zie je Alexandre binnenkort?

Slide 6 - Open vraag

ik ben bang =
A
j'ai besoin de
B
j'ai peur
C
j'ai faim
D
j'ai soif

Slide 7 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
Je hebt 3 onderdelen nodig:
- moins / aussi / plus                 =  minder / even / meer
- bijvoeglijk naamwoord
- que / qu'
Exemples:  Il est moins intelligent que son frère.
                        Marie est aussi belle qu'Amélie.
                        Mon cousin est plus petit que ma cousine.

Slide 8 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Hoe zeg ik dan:
1. Zij is minder jaloers dan haar zus.
2. Engels is even belangrijk als wiskunde.
3. Mijn broer is jonger dan ik.

Slide 9 - Tekstslide

De antwoorden
1. Elle est moins jalouse que sa soeur.
2. L'anglais est aussi important que les maths.
3. Mon frère est plus jeune que moi.

Slide 10 - Tekstslide

Vertaal: Mijn vriend is minder nerveus dan ik.
A
Mon ami est plus nerveux que moi.
B
Mon ami est moins nerveux qu'moi.
C
Mon ami est moins nerveux que moi.
D
Mon amie est moins nerveux que moi.

Slide 11 - Quizvraag

Vertaal: De voorstelling is interessanter dan het boek.
A
Le spectacle est plus intéressant que le livre.
B
Le spectacle est moins intéressant que le livre.
C
Le cinéma est plus intéressant que le livre.
D
Le film est plus intéressant que le livre.

Slide 12 - Quizvraag

Vertaal: De jurken zijn duurder dan de T-shirts.
A
Les robes sont plus cher que les T-shirts.
B
Le robes sont aussi chères que les T-shirts.
C
Les robes sont plus chers que les T-shirts.
D
Les robes sont plus chères que les T-shirts.

Slide 13 - Quizvraag

Zijn moeder is even groot als zijn tante. =

Slide 14 - Open vraag

Les devoirs
Les devoirs pour le 15 juin:
- Faire les exercices 31, 32, 33 et 36
- Apprendre les notes des comparatifs (aantekeningen over de trappen van vergelijking)

Slide 15 - Tekstslide