LMC Voortgezet Onderwijs

5.5 Het oog

3.5 Het oog
Herhaling H3.4
Uitleg H3.5
Zelfstandig werken
Afsluiting

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.5 Het oog
Herhaling H3.4
Uitleg H3.5
Zelfstandig werken
Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling 3.4

Slide 2 - Tekstslide

De afstand tussen het brandpunt en de les heet brandpuntsafstand (f)

De afstand tussen het voorwerp en de les heet voorwerpsafstand (v)

De afstand tussen het beeld en de lens heet beeldafstand (b)

Slide 3 - Tekstslide

5.4 Oog & Bril
Aan het einde van deze les:
- ken je de onderdelen met functie van het oog.
- weet je hoe het oog werkt
- weet je hoe het oog zich aanpassen aan het beeld.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe heet het gekleurde deel van je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Lens
D
Netvlies

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

De bouw van het oog
Hoornvlies: Vliesje voor je iris. Kan zichzelf herstellen (als er iets tegen je oog is gekomen bijvoorbeeld)
Glasachtiglichaam: een gelachtige stof die het oog in vorm houdt.
Iris: Het gekleurde deel van je oog.
Netvlies: Daar zitten de zintuigcellen.
Pupil: Daar gaat het licht doorheen.
Lens: Die maakt het beeld scherp.


Slide 7 - Tekstslide

De lens
In je oog zit een bolle lens.
De lens draait het beeld ondersteboven.
De lens draait links en rechts om.

Slide 8 - Tekstslide

Pupil
De pupil laat het licht in je oog.
Bij veel licht wordt de pupil klein.
Bij weinig licht wordt de pupil groot.

Zo komt er niet teveel licht in je ogen. Daardoor kunnen je ogen beschadigen.

Slide 9 - Tekstslide

Accomoderen

Slide 10 - Tekstslide

Spieren in je oog kunnen de lens platter en boller maken. Dit heet accomoderen.

Je lens wordt platter als je dingen ver weg wilt zien.
Je lens wordt boller als je dingen dichtbij wilt zien.

Accomoderen

Slide 11 - Tekstslide

Een bril
Sommige mensen hebben een afwijking in de vorm van hun ogen of de vorm van hun lens. Ze dragen dan een bril met een lens om het beeld te corrigeren.


Slide 12 - Tekstslide

Bijziend                                  Verziend 
Negatieve lens                      Positieve lens

Slide 13 - Tekstslide

het netvlies van een oog zit
A
aan de voorkant van het oog
B
in het midden van het oog
C
aan de binnenkant aan de achterkant van het oog
D
loopt van het oog naar de hersenen

Slide 14 - Quizvraag

Via welk onderdeel van je oog komt het licht in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Oogwit

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de functie van het harde oogvlies?
A
Het vochtig houden van het oog.
B
Het geven van bescherming aan het oog.
C
Het geven van voedingsstoffen aan het oog.

Slide 16 - Quizvraag


Welk onderdeel van het oog zorgt voor de hoeveelheid lichtinval in het oog? 
A
Netvlies
B
Pupil
C
Hoornvlies
D
Lens

Slide 17 - Quizvraag

Als je van de docent naar je boek kijkt, dan worden je lenzen....
A
platter
B
boller
C
kleiner
D
groter

Slide 18 - Quizvraag

Als je van je boek naar de docent kijkt, dan worden je lenzen....
A
platter
B
boller
C
kleiner
D
groter

Slide 19 - Quizvraag

Wat ga je onthouden van deze les?

Slide 20 - Open vraag

Zelfstandig werken
  • Wat: - Lees je boek paragraaf 5.5 blz. 42 t/m 50 en maak opgaaf 64 t/m 76 
  • Hoe: zelfstandig werken.
  • Hulp: Nova boek
  • Tijd: 20 min.
  • Uitkomst: 5.5 af
  • Klaar: Lees H5.5 en maak opgaven 64 t/m 86.      

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk:
Maak de opdrachten 64 t/m 86 op de laptop!

Slide 23 - Tekstslide