Tentamenstof 2-kgt Begrijpend lezen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

Welk verband wordt hier getoond?

Maak een zin met de juiste signaalwoorden bij de afbeelding van vraag 1.

Hoe lees je nauwkeurig?

1. Je leest de titel en de kernzinnen.
2. Je leest een tekst woord voor woord.
3. Je leest een handleiding, zodat je precies weet welke stappen je moet nemen.
4. Je let op signaalwoorden.

Waar vind je de hoofdgedachte van een tekst?

1. Je leest de titel.
2. Je zoekt een zin in de inleiding.
3. Je zoekt een zin in het slot.
4. Soms moet je zelf een zin maken met de informatie uit de kern.

Waar ging de vorige tekst over en wat is volgens jou de hoofdgedachte?

Welk verband hoort bij de volgende signaalwoorden?
Waarmee - daarmee - met het doel - met - door middel van

1. Tegenstelling
2. Oorzaak-gevolg
3. Tijdsopsomming
4. doel-middel

Maak zelf een zin waarin een doel - middel-verband duidelijk wordt.

Ik heb veel zin in het komende jaar. Ik wil gaan reizen, nieuwe recepten uitproberen en lekker buiten gaan sporten.

1. De tweede zin is een opsomming.
2. De tweede zin is een tijdsopsomming.
3. De tweede zin geeft een tegenstelling aan.
4. De tweede zin is een oorzaak-gevolg- verband.

Door welk signaalwoord wordt het soort verband duidelijk?

'Alhoewel de kerstvakantie langer is geweest dan normaal is de tijd omgevlogen.' Welk verband wordt hier gebruikt?

1. Hier zien we een oorzaak-gevolg-verband.
2. Dit is een doel-middel-verband.
3. Dit is een tegenstelling.
4. Dit is een tijdsverband.

Welke signaalwoorden werden hiervoor gebruikt?

Welke alinea bevat de hoofdzaak en welke de bijzaak?

Welke alinea bevat de hoofdzaak en welke de bijzaak? Leg uit.

Wat is het verschil tussen een mening en een feit.

Maak twee zinnen, een waarin duidelijk een feit te lezen is en een wat duidelijk een mening is.

Welke onderwerpen vind je nog moeilijk?