Leesvaardigheid

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, vwo
• Leerjaar 3,4

Aan het einde van de les, kun je ...

Lesdoelen

• een tekst voorspellen door middel van het kijken naar de illustratie(s), titel en tussenkopjes.
• herkennen hoe een tekst gestructureerd is, aan de hand van signaalwoorden die een tekstverband beschrijven.
•  de betekenis van onbekende woorden interpreteren door middel van het zinsverband of de context van de tekst door te kijken naar de vorige/volgende zin. 

Wat is een goede strategie om een tekst te lezen en te begrijpen?

Verschillende leesstrategieën 

1. Voorspellen van de tekst

2. Structuren zoeken

3. Onbekende woorden uit de context afleiden

Wat hoort er bij elkaar?

Verbindt het voorbeeld met de juiste strategie

1. Voorspellen van de tekst

2. Structuren zoeken

3. Moeilijke woorden uit de context raden

De vorige/volgende zin lezen om achter de betekenis te komen

Signaalwoorden herkennen en kijken hoe de zinnnen in verbinding staan (tegenstelling, voorbeeld etc.)

KIjken naar het plaatje, de titel en eventuele tussenkopjes

Wat doe je niet bij het voorspellen van een tekst

1. Kijken naar de plaatjes
2. De inleiding lezen
3. Kijken naar de titel
4. Tussenkopjes lezen

Voor het raden van een woord kijk je naar de hele alinea

1. Waar
2. Niet waar

Die Arbeit war anstrengend. Wir haben von 8 Uhr bis 19 Uhr gearbeitet und waren fix und fertig.
Wat denk je dat 'anstrengend' betekent? Probeer het uit de context af te leiden.

De opbouw van de tekst

De opbouw van de tekst 

titel

inleiding

alinea

bron

plaatje

korte tekst

lange tekst

scantekst

gatentekst

Signaalwoorden

-Signaalwoorden geven verband tussen zinnen en alinea's aan

-Signaalwoorden hebben altijd een functie

also

damit

darum

auch

dagegen

sogar

ook

zelfs

zodat

daarom

dus

daarentegen

Welke functie hebben de signaalwoorden? 

Opsomming

Reden - oorzaak

Conclusie

weil

und

also

auch

darum

Welke functie heeft weil in de zin?
Du sollst still sein, weil ich lernen muss.

1. Conclusie
2. Tegenstelling
3. Reden
4. Voorbeeld

Welk woord past op de puntjes?
Hast du heute Zeit ........ sehen wir uns morgen?

1. oder
2. weil
3. obwohl
4. darum

Wat betekent het woord aber in deze zin?

Ich möchte auf die Party, aber meine Eltern lassen mich nicht.

1. daarom
2. ook
3. waarom
4. maar

Ich möchte auf die Party, aber meine Eltern lassen mich nicht.

Welke functie heeft 'aber' in deze zin?

1. reden
2. opsomming
3. conclusie
4. tegenstelling