In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 70 min
Onderdelen in deze les
start opdracht
maak opdrachten 15, 16 (p.18) en 22, 25, 26 (p.20) tijd: 10 min
klaar? lees alvast de theorie van 1.2 en 1.3
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Welkom!
Slide 2 - Tekstslide
1.2 Het practicumlokaal & 1.3 Meten en meetinstrumenten
Aan het einde van deze les kun je:
De belangrijkste veiligheidsregels tijdens een practicum noemen
Voorwerpen in het practicumlokaal herkennen die zorgen voor veiligheid
Veiligheidspictogrammen herkennen
Meetinstrumenten, grootheden en eenheden herkennen en benoemen
Eenheden in elkaar omrekenen
Een meetinstrument gebruiken en aflezen, waarbij je let op schaal en meetbereik
Slide 3 - Tekstslide
Bespreken startopdracht
15, 16 (p.18) en 22, 25, 26 (p.20)
Slide 4 - Tekstslide
Welke voorwerpen in het lokaal herken je om te gebruiken tijdens een practicum?
Slide 5 - Woordweb
1.2 Het practicumlokaal
Practicum en practicumlokaal
Het experiment dat je doet heet het practicum of de proef.
Voorwerpen in een practicumlokaal (en niet in een theorielokaal):
- Waterkraan
- Gaskraan
- Stopcontact
Blz. 15
Slide 6 - Tekstslide
1.2 Het practicumlokaal
Veilig werken
- Labjassen, veiligheidsbrillen, blusdeken, brandblusser, oogdouche, nooddouche en noodstop
Veiligheidsregels
- Luister goed naar je docent
- Lees eerst de opdracht en houd je aan de opdracht
- Draag een labjas en veiligheidsbril
- Blijf zitten tijdens het practicum (alleen materiaalchef loopt rond)
- Draag lang haar in een staart
Blz. 15
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
1.2 Het practicumlokaal
Veiligheidspictogrammen
Blz. 17
Slide 9 - Tekstslide
Aan de slag!
Wat? Maak 1.2 opdracht 17 t/m 19, 23 en 27 (blz. 18)
Hoe? Werk zelfstandig binnen je groep
Tijd? 10 minuten
Hulp? Help elkaar. Kom je er niet uit? Vraag dan de docent
Resultaat? Je weet wat veiligheidsregels zijn
Klaar? Maak 1.2 opdracht 28 t/m 30 (blz. 21)
timer
15:00
Slide 10 - Tekstslide
Bespreken opdrachten
Slide 11 - Tekstslide
1.3 Meten en meetinstrumenten
Grootheden en eenheden
Grootheid: eigenschap die je kunt meten
Eenheid: maat waarin je grootheid meet
Blz. 24
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Omrekenen 800 dm3= ... m3
A
0,8
B
800
C
8
D
80
Slide 14 - Quizvraag
Omrekenen 8 liter= ... dl
A
0,8
B
800
C
8000
D
80
Slide 15 - Quizvraag
Je moet de temperatuur van °C omrekenen naar K. Dat doe je door
A
er 273 bij op te tellen
B
er 273 van af te trekken
C
te delen door 273
D
te vermenigvuldigen met 273
Slide 16 - Quizvraag
Omrekenen van meter naar mm doe je door...
A
X10
B
X1000
C
:10
D
:1000
Slide 17 - Quizvraag
Omrekenen 7,289Mm = ................. Km
A
728 900 Km
B
7 289 Km
C
0,7289 Km
D
72,89 Km
Slide 18 - Quizvraag
Omrekenen van meter naar cm doe je door...
A
X10
B
X100
C
:10
D
:100
Slide 19 - Quizvraag
Omrekenen 24 A =
A
0,24 mA
B
2400 mA
C
24000mA
D
2,4 mA
Slide 20 - Quizvraag
Omrekenen: 1,55 h =
A
5880 s
B
93 s
C
37,2 s
D
5580 s
Slide 21 - Quizvraag
Omrekenen: 350 ms =
A
3,5 s
B
35 s
C
0,35 s
D
0,035 s
Slide 22 - Quizvraag
Omrekenen van eenheden
Van welke grootheid zien we hiernaast het schema?
A
Liter
B
Inhoud
C
Lengte
D
Oppervlakte
Slide 23 - Quizvraag
Omrekenen van eenheden
Van welke grootheid zien we hiernaast het schema?
A
Snelheid
B
Afstand
C
Lengte
D
Oppervlakte
Slide 24 - Quizvraag
Aan de slag!
Wat? Maak 1.2 opdracht 15 t/m 19, 23 en 25 t/m 27 (blz. 18) en 1.3 opdracht 42, 44, 46, 47, 48, 49 en 51 (blz. 28) Hoe? Werk zelfstandig binnen je groep Tijd? Tot einde les Hulp? Probeer het samen op te lossen. Lukt het niet? Vraag dan de docent Resultaat? Je weet wat grootheden en eenheden zijn Klaar?
Schaaldeel: waarde tussen twee streepjes op schaalverdeling meetinstrument
Meetbereik: waarden die je met het meetinstrument kunt meten
Blz. 25
Slide 30 - Tekstslide
Hoeveel stoelpoten zijn er in het lokaal?
Slide 31 - Woordweb
Wat is het volume van het lokaal?
Slide 32 - Woordweb
Wat is de massa van je tas?
Slide 33 - Woordweb
1.3 Meten en meetinstrumenten
Hoeveelheden meten
Aantal: meten door te tellen
Volume (inhoud): lengte x breedte x hoogte (of onderdompelmethode) --> liter, milliliter, kubieke centimeter of kubieke decimeter
Massa: hoeveelheid stof in gram of kilogram
Blz. 23 & 24
Slide 34 - Tekstslide
Aan de slag!
Wat? Maak 1.3 opdracht 34 t/m 41 (blz. 27) Hoe? Werk zelfstandig binnen je groep Tijd? 10 min Hulp? Probeer het samen op te lossen. Lukt het niet? Vraag dan de docent Resultaat? Je begrijpt het verschil tussen grootheden en eenheden; je weet welke meetinstrumenten gebruikt worden; je kunt eenheden omrekenen Klaar?