LMC Voortgezet Onderwijs

Examentraining uitgebreid + quiz beeldaspecten

Examenthema Tijd
Oefenen met:
  • Beeldaspecten
  • Aspecten van de Voorstelling & Vormgeving
  • Bespreken examenvragen met echt opgeschreven antwoorden!

1 / 97
volgende
Slide 1: Tekstslide
TekenenMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 97 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Examenthema Tijd
Oefenen met:
  • Beeldaspecten
  • Aspecten van de Voorstelling & Vormgeving
  • Bespreken examenvragen met echt opgeschreven antwoorden!

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer...
Aspecten van de voorstelling: Wat zie je? beschrijf wat je ziet zo duidelijk en uitgebreid mogelijk
Aspecten van de vormgeving: Hoe is het werk gemaakt, waarmee is het gemaakt, hoe is het kunstwerk opgebouwd

Slide 2 - Tekstslide

Snelle quiz
Hoeveel van de hoofdbeeldaspecten kun je binnen 1 minuut noemen? Schrijf ze voor jlf op.
timer
1:00

Slide 3 - Tekstslide

Aspecten van de vormgeving
  • Hiernaast staan ze allemaal nog eens genoemd. 
  • Deze hoofdaspecten, dus in de rondjes, moet je uit je hoofd kennen!

Slide 4 - Tekstslide

Aspecten van de voorstelling
Wat zijn de aspecten van de voorstelling?
Heel simpel: dat wat je ziet.
Je beschrijft dan dus bijvoorbeeld haar blikrichting, kijkt ze naar recht of links, je beschrijft de kleding, bijvoorbeeld ze heeft een groene rok aan, of je beschrijft welk verhaal het vertelt.
Een heel korte terugblik...








Slide 5 - Tekstslide


De paarden rennen. → Noem twee aspecten van de voorstelling waaraan je kunt zien dat de paarden rennen.

Slide 6 - Tekstslide

Belangrijk

  • Je beschrijft wat er is afgebeeld of uitgebeeld (niet hoe).
  • Je maakt gebruik van aspecten van de voorstelling. Bijvoorbeeld: de houding, de blik, de kleding of symbool?
  • Maar ook is het abstract, geabstraheerd of figuratief?
  • Wanneer je het hebt over een houding, of blik etc. dan beschrijf je duidelijk welke houding, blik etc. je bedoelt.

Slide 7 - Tekstslide

Aspecten van de vormgeving
Wat zijn dan de aspecten van de vormgeving?

Dat is hoe het kunstwerk gemaakt is. Denk daarbij aan contrasten, vormen, maar ook compositie, kleur enz.
Alle aspecten worden in deze powerpoint behandeld.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe dan...
In de volgende dia's ga ik jullie voorbeelden van examenvragen tonen met daarbij antwoorden die leerlingen hebben gegeven. Soms goed, soms fout. Deze antwoorden gaan we samen bespreken.

Slide 9 - Tekstslide

Al deze vragen komen uit oude examens.
Je moet kennis van aspecten hebben en de vraag goed begrijpen om te beantwoorden.

Slide 10 - Tekstslide


→ Noem een aspect van de voorstelling dat verwijst naar de stad New York. (1p)

Gegeven antwoord:
 ramen X

Slide 11 - Tekstslide


Leg uit waarom het antwoord 'ramen' op vraag 2a fout is.

Slide 12 - Open vraag


→ Noem een aspect van de voorstelling dat verwijst naar de stad New York. (1p)

Gegeven antwoord:
 Het is een heel druk schilderij met met allemaal kleuren en chaos X

Slide 13 - Tekstslide


Leg uit waarom het antwoord 'Het is een heel druk schilderij met met allemaal kleuren en chaos' op vraag 2a fout is.

Slide 14 - Open vraag

2b. In dit werk verbeeldt de kunstenaar het dynamische leven van New York.
→ Noem twee aspecten van de vormgeving die bijdragen aan deze dynamiek.
Leg beide aspecten uit. (2p)

Slide 15 - Tekstslide

Wat zouden volgens jou goede antwoorden kunnen zijn?

Slide 16 - Open vraag

In dit werk verbeeldt de kunstenaar het dynamische leven van New York.
→ Noem twee aspecten van de vormgeving die bijdragen aan deze dynamiek.
Leg beide aspecten uit. (2p)
Dynamisch???
Beweegelijk.

Tip: Neem een woordenboek mee want als je een vraag niet snapt kan je ook geen antwoord geven!

Slide 17 - Tekstslide

→ Noem twee aspecten van de vormgeving die bijdragen aan deze dynamiek.
Leg beide aspecten uit. (2p)

Gegeven antwoord:
Ordening : Je ziet een drukke stad X

Slide 18 - Tekstslide


Leg uit waarom het antwoord 'Ordening : Je ziet een drukke stad' op vraag 2b fout is.

Slide 19 - Open vraag

→ Noem twee aspecten van de vormgeving die bijdragen aan deze dynamiek.
Leg beide aspecten uit. (2p)

Ordening : Door de overlapping die ze stad er groot uit X

Slide 20 - Tekstslide


Leg uit waarom het antwoord 'Ordening : Door de overlapping die ze stad er groot uit' op de vorige vraag fout is.

Slide 21 - Open vraag

Welk antwoord zou jij geven op de vorige vraag?

Slide 22 - Open vraag

- Als beschouwer van het werk lijk je je te bevinden in een stilstaande bus.


Leg aan de hand van het aspect ruimte uit waardoor de indruk
ontstaat dat je je in de bus bevindt.
Gegeven antwoord: Doordat de mensen buiten allemaal stil staan X


Slide 23 - Tekstslide

Leg uit waarom het antwoord "Doordat de mensen buiten allemaal stil staan" fout is

Slide 24 - Open vraag

Welk antwoord zou jij geven op de vorige vraag?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Noem twee aspecten van de voorstelling die verwijzen naar een stad. (2p)

Lopende mensen X

Slide 27 - Tekstslide


Leg uit waarom het antwoord 'De lopende mensen' op de vorige vraag fout is.

Slide 28 - Open vraag

Noem drie aspecten van de vormgeving waardoor de straat een levendige indruk maakt. Leg je antwoorden uit. (3p)

Ruimte : De drukke straat

Slide 29 - Tekstslide


Leg uit waarom het antwoord 'Ruimte : De drukke straat' op vraag 3b fout is.

Slide 30 - Open vraag

Noem drie aspecten van de vormgeving waardoor de straat een levendige indruk maakt. Leg je antwoorden uit. (3p)

Kleur : Door het kleurcontrast krijgt het een levendige indruk V

Slide 31 - Tekstslide


Leg uit waarom het antwoord 'Kleur : Door het kleurcontrast krijgt het een levendige indruk' op de vorige vraag goed is.

Slide 32 - Open vraag

Waar moet je opletten bij het antwoorden met vormgevingsaspecten?
- Antwoord moet echt antwoord geven op vraag. 
- Categorie en uitleg moeten beide over zelfde categorie gaan. Dus niet 'Kleur: Het licht is...'
- Na het noemen van een categorie en de dubbele punt, moet je niets ineens iets over voorstelling opschrijven. Gebruik in dien mogelijk begrippen aspectenkaart.
- 1 x noemen categorie per antwoord

Slide 33 - Tekstslide

Waar moet je opletten bij het antwoorden met voorstellingsaspecten?

- Antwoord moet echt antwoord geven op vraag. 
- Een aspect is één ding, geen verhaal
- Noem geen dingen die met vormgeving te maken hebben
- Gebruik een extra woord. In plaats van 'huizen' doe je bijvoorbeeld 'de vele huizen'

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

1. Noem twee aspecten van de voorstelling die net echt lijken.

- De smeltende klok X
- De ronde vormen X

Slide 36 - Tekstslide


Leg uit waarom het antwoord 'De smeltende klok &
De ronde vormen' op vraag 1 fout zijn.

Slide 37 - Open vraag

2. Noem twee aspecten van de vormgeving waardoor het schilderij net echt lijkt. Leg je antwoorden uit.

- Ruimte : Door de overlapping van de figuren V
- Ruimte : Door de afsnijding van de figuren V

2 x goed, toch 1 punt...... 

Slide 38 - Tekstslide


Waarom krijg je maar 1 punt voor de twee goede antwoorden op vorige slide?

Slide 39 - Open vraag

2. Dit schilderij behoort tot het surrealisme.
→ Noem twee kenmerken van het surrealisme die je terugziet in het schil derij

De klokken X


Slide 40 - Tekstslide


Leg uit waarom het antwoord 'De klokken' op vraag 3 fout is.

Slide 41 - Open vraag

Slide 42 - Tekstslide

4. De foto heeft een dynamisch karakter.
→ Noem twee aspecten van de voorstelling  die bijdragen aan het dynamische karakter.

De vrolijke professor X
Dynamisch..... weet je nog? Beweeglijk

Slide 43 - Tekstslide


Leg uit waarom het antwoord 'De vrolijke proffesor' op vraag 1 fout is.

Slide 44 - Open vraag

Noem een aspect van de vormgeving dat bijdraagt (aan het dynamische karakter.) 
Dynamisch..... weet je nog? Beweeglijk

Slide 45 - Tekstslide

Goede antwoorden zijn: Zie je hoe het in elkaar zit?!

Slide 46 - Tekstslide

De foto's op afbeelding 7 werden afgekeurd.
→ Bekijk afbeelding 7d en geef twee redenen waarom deze foto werd afgekeurd.

Let hierbij op dat je twee echt verschillende redenen geeft en een mooie zin met complete uitleg geeft.


Dynamisch..... weet je nog? Beweeglijk

Slide 47 - Tekstslide

7
Het maken van de foto op afbeelding 6 was lastig.
→ Geef twee redenen waarom het lastig was om deze foto te maken.

Let hierbij op dat je twee echt verschillende redenen geeft en een mooi zin met complete uitleg geeft.
Én niet de vraag herhalen. 


Slide 48 - Tekstslide

In het kort:
Nu eens even kijken wat je hiervan hebt opgestoken...

Slide 49 - Tekstslide

Afbeelding 1 KLEUR

Slide 50 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 1
Op afbeelding 1 zie je een voorbeeld van:
A
Secundaire kleuren
B
Complementaire kleuren
C
Onverzadigde kleuren
D
Primaire kleuren

Slide 51 - Quizvraag

Afbeelding 2 KLEUR

Slide 52 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 2
Op afbeelding 2 zie je een voorbeeld van een:
A
Licht donker contrast
B
Warm-koud contrast
C
Complementair contrast
D
Bruin kleurengamma

Slide 53 - Quizvraag

Afbeelding 3 KLEUR
1   2  3  4  5

Slide 54 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 3
Bij afbeelding 3 zie de minst verzadigde kleur in:
A
Ring 1
B
Ring 3
C
Ring 2
D
Ring 5

Slide 55 - Quizvraag

Afbeelding 4 KLEUR

Slide 56 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 4!
Op afbeelding 4 zie je een voorbeeld van:
A
Secundaire kleuren
B
Verzadigde kleuren
C
Tertiaire kleuren
D
Complementaire kleuren

Slide 57 - Quizvraag

     1                 2




   3                 4



   5                 6


Afbeelding 5 VORM

Slide 58 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 5
Bij welke vorm is er sprake van een samengestelde vorm?
A
Vorm 2
B
Vorm 3
C
Vorm 4
D
Vorm 5

Slide 59 - Quizvraag

Afbeelding 6 VORM

Slide 60 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 6
Als je goed kijkt kun je op afbeelding 6 een man en een hond herkennen.
Hoe noem je de vlakken met lucht die je tussen de arm en poten en benen van de man en de hond ziet?
A
Tussenvorm
B
Restvorm
C
Binnenvorm
D
Bijvorm

Slide 61 - Quizvraag

Afbeelding 7 VORM

Slide 62 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 7
Bij afbeelding 7 is er, net als bij afbeelding 6, sprake van een:
A
Vormcontrast
B
Geometrische vorm
C
Wiskundige vorm
D
Silhouet

Slide 63 - Quizvraag

Afbeelding 8 VORM

Slide 64 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 8
Welke bewering is juist? De 3 vormen op afbeelding 8 delen de volgende eigenschap:
A
Ze vormen een contrast namelijk organisch en geometrisch
B
Ze hebben een plantmotief
C
Ze vormen een patroon
D
Ze zijn metaalkleurig

Slide 65 - Quizvraag

Afbeelding 9 COMPOSITIE

Slide 66 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 9
Welke bewering is juist?
Op afbeelding 9 zie je een . . .
A
Horizontale compositie
B
Ritmische compositie
C
Verticale compositie
D
Asymmetrische compositie

Slide 67 - Quizvraag

Afbeelding 10 COMPOSITIE

Slide 68 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 10
Welke bewering is juist? Het onderdeel in een compositie dat het meeste opvalt door voor bijvoorbeeld de vorm, kleur of grootte noem je een . . .

A
Middelpunt
B
Aandachtspunt
C
IJkpunt
D
Lichtpunt

Slide 69 - Quizvraag

Afbeelding 11 COMPOSITIE

Slide 70 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 11
Welke bewering is juist?
Op afbeelding 11 zie je een . . .
A
Horizontale compositie
B
Ritmische compositie
C
Verticale compositie
D
Asymmetrische compositie

Slide 71 - Quizvraag

Afbeelding 12 COMPOSITIE

Slide 72 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 12
Welke bewering is juist?
Op afbeelding 12 zie je een . . .
A
Diagonale compositie
B
Ritmische compositie
C
Verticale compositie
D
Statische compositie

Slide 73 - Quizvraag

Afbeelding 13
RUIMTE

Slide 74 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 13
De Ruimtesuggestie ( of dieptewerking) bij afbeelding 13 ontstaat door . . .
A
Kleurperspectief ( warme kleuren voorin, koude kleuren achterin)
B
Verkleining en vervaging
C
Coulissenwerking (Ruimtewerking door achter elkaar geplaatste voorwerpen die half voor elkaar staan.)
D
Overlapping en afsnijding

Slide 75 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 13
De Ruimtesuggestie ( of dieptewerking) bij afbeelding 13 ontstaat door . . .
A
Kleurperspectief ( warme kleuren voorin, koude kleuren achterin)
B
Verkleining en vervaging
C
Coulissenwerking (Ruimtewerking door achter elkaar geplaatste voorwerpen die half voor elkaar staan.)
D
Overlapping en afsnijding

Slide 76 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 13
De Ruimtesuggestie ( of dieptewerking) bij afbeelding 13 ontstaat door . . .
A
Kleurperspectief ( warme kleuren voorin, koude kleuren achterin)
B
Verkleining en vervaging
C
Coulissenwerking (Ruimtewerking door achter elkaar geplaatste voorwerpen die half voor elkaar staan.)
D
Overlapping en afsnijding

Slide 77 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 13
De Ruimtesuggestie ( of dieptewerking) bij afbeelding 13 ontstaat door . . .
A
Kleurperspectief ( warme kleuren voorin, koude kleuren achterin)
B
Verkleining en vervaging
C
Coulissenwerking (Ruimtewerking door achter elkaar geplaatste voorwerpen die half voor elkaar staan.)
D
Overlapping en afsnijding

Slide 78 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 13
De Ruimtesuggestie ( of dieptewerking) bij afbeelding 13 ontstaat door . . .
A
Kleurperspectief ( warme kleuren voorin, koude kleuren achterin)
B
Verkleining en vervaging
C
Coulissenwerking (Ruimtewerking door achter elkaar geplaatste voorwerpen die half voor elkaar staan.)
D
Overlapping en afsnijding

Slide 79 - Quizvraag

Afbeelding 14
RUIMTE

Slide 80 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 14
De Ruimtesuggestie ( of dieptewerking) bij afbeelding 14 ontstaat door . . .
A
Kleurperspectief ( warme kleuren voorin, koude kleuren achterin)
B
Verkleining en vervaging
C
Coulissenwerking ( Ruimtewerking door achter elkaar geplaatste voorwerpen die half voor elkaar staan.)
D
Overlapping en afsnijding

Slide 81 - Quizvraag

Afbeelding 15
RUIMTE

Slide 82 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 15
Als in een schilderij of tekeningen rondingen goed zichtbaar zijn verbeeld door licht en schaduwwerking, dan spreek je van . . .
A
Uniformiteit
B
Continuïteit
C
Identiteit
D
Plasticiteit

Slide 83 - Quizvraag

Afbeelding 16
LICHT

Slide 84 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 16
Op afbeelding 16 is het volgende te zien . . .
A
Verborgen lichtbron
B
Natuurlijke lichtbron
C
Kunstmatige lichtbron
D
Strijklicht

Slide 85 - Quizvraag

Afbeelding 17
LICHT

Slide 86 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 17
Van wat voor licht is er in deze afbeelding sprake?
Kies uit:
A
Meelicht
B
Zijlicht
C
Tegenlicht
D
Strijklicht

Slide 87 - Quizvraag

Afbeelding 18
LICHT

Slide 88 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 18
Van wat voor licht is er in deze afbeelding sprake?
Kies uit:
A
Meelicht
B
Zijlicht
C
Tegenlicht
D
Strijklicht

Slide 89 - Quizvraag

Afbeelding 19
LICHT

Slide 90 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 19
Wat is de lichtrichting in dit schilderij? M.a.w. waar komt het licht vandaan? Je kunt kiezen uit:
A
Linksonder
B
Rechtsonder
C
Rechtsachter
D
Linksboven

Slide 91 - Quizvraag

Afbeelding 20
LICHT

Slide 92 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 19
Wat is de lichtrichting in dit schilderij? M.a.w. waar komt het licht vandaan? Je kunt kiezen uit: l
A
Rechtsonder
B
Links, boven en voor
C
Rechtsachter
D
Linksboven

Slide 93 - Quizvraag

Tot slot
Als het goed is heb je nu een flinke opfris les gehad over de verschillende beeldaspecten, de aspecten van de vormgeving en de aspecten van de voorstelling. 

Slide 94 - Tekstslide

Is alles nu duidelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 95 - Poll

Over onderstaand onderdeel wil ik graag nog meer uitleg:

Slide 96 - Open vraag

Bedankt voor jullie aandacht!

Slide 97 - Tekstslide