Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
LMC Voortgezet Onderwijs
‹
Terug naar zoeken
Spelling - hoofdletters en interpunctie (tussendoor)
HOOFDLETTERS EN INTERPUNCTIE
Hoofdletters en
interpunctie
1 / 22
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
In deze les zitten
22 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
HOOFDLETTERS EN INTERPUNCTIE
Hoofdletters en
interpunctie
Slide 1 - Tekstslide
Welkom!
Deze les gaan we het hebben over interpunctie en hoofdletters. Dit doen we aan de hand van een filmpje een aantal voorbeelden en door even te oefenen.
Slide 2 - Tekstslide
Wanneer gebruiken
we een hoofdletter?
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Tekstslide
Hoe schrijf je mevrouw molendijk aan het begin van een zin correct?
A
mevrouw molendijk
B
Mevrouw Molendijk
C
mevrouw Molendijk
D
Mevrouw molendijk
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Video
Wat heb je eraan?
Het maakt teksten lezen makkelijker.
Mensen beoordelen je teksten op spelling. Mensen vinden het niet netjes wanneer je de regels niet gebruikt.
Je zal later teksten moeten schrijven, e-mails, brieven, etc.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Hoe schrijf je: jordi van den berg?
A
Jordi Van Den Berg
B
jordi van den Berg
C
Jordi van den Berg
D
jordi van den berg
Slide 13 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
meneer Otten geeft les.
B
Meneer Otten geeft les.
C
Meneer otten geeft les
D
meneer Otten geeft les
Slide 14 - Quizvraag
Oefenen maar!
Kies de juiste antwoorden
Na elke vraag bespreken we het juiste antwoord even kort.
Doel: zo min mogelijk fouten maken!
Succes!!
Slide 15 - Tekstslide
Hoe schrijf je:
engelse drop
A
Engelse drop
B
engelse drop
C
Engelse Drop
D
Slide 16 - Quizvraag
Hoe schrijf je:
januari
A
Januari
B
januari
Slide 17 - Quizvraag
Hoe schrijf je:
maarten van der aa
A
Maarten van der aa
B
maarten Van der Aa
C
Maarten Van Der Aa
D
Maarten van der Aa
Slide 18 - Quizvraag
Hoe schrijf je:
's avonds ga ik slapen
A
's avonds ga ik slapen.
B
's Avonds ga ik slapen.
C
'S avonds ga ik slapen.
Slide 19 - Quizvraag
Hoe schrijf je:
ik ga met pasen naar parijs
A
Ik ga met Pasen naar Parijs.
B
Ik ga met Pasen naar parijs.
C
Ik ga met pasen naar Parijs.
D
ik ga met Pasen naar Parijs.
Slide 20 - Quizvraag
Hoe is het gegaan?
Slide 21 - Tekstslide
Zijn er nog vragen?
Slide 22 - Tekstslide