Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
LMC Voortgezet Onderwijs
‹
Terug naar zoeken
Deviant Starttaal Vooraf Op weg naar 1F Thema 1 Hoofdstuk 4
Thema 1 H4 (3 lessen)
1 / 37
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
In deze les zitten
37 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Thema 1 H4 (3 lessen)
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud
T1 H4 les 1: Introductie hoofdletters en leestekens en zelfstandig werken
T1 H4 les 2: Herhaling en zelfstandig werken
T1 H4 les 3: Zelfstandig werken en afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Thema 1
Hoofdstuk 4: Taalverzorging
Slide 3 - Tekstslide
Afspraken
Iedereen doet actief mee in de les
Je bent verantwoordelijk voor je eigen gedrag
Als iemand anders praat ben je stil (TIP: steek je vinger op!)
Slide 4 - Tekstslide
Lesdoelen
Ik begrijp waarom taalverzorging belangrijk is.
Ik kan hoofdletters op de juiste manier gebruiken.
Ik kan de leestekens punt, vraagteken en uitroepteken op de juiste manier gebruiken.
Slide 5 - Tekstslide
Planning
Taalverzorgingsquiz!
Tips taalverzorging
Zelfstandig werken
Afsluiten
Slide 6 - Tekstslide
Wat weet jij al van Taalverzorging?
Er volgt een korte quiz! (10 vragen)
Hoe goed ken jij de hoofdletters en leestekens?
Slide 7 - Tekstslide
Wanneer schrijf je '?'
A
Bij een gewone zin
B
Bij een vraagzin
C
Wanneer de zin met nadruk gezegd wordt
Slide 8 - Quizvraag
Wanneer schrijf je '!'
A
Bij een gewone zin
B
Bij een vraagzin
C
Wanneer de zin met nadruk gezegd wordt
Slide 9 - Quizvraag
Wanneer schrijf je '.'
A
Bij een gewone zin
B
Bij een vraagzin
C
Wanneer de zin met nadruk gezegd wordt
Slide 10 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
Ik heb thuis veel privacy?
B
Ik heb thuis veel privacy.
C
ik heb thuis veel privacy!
D
Ik heb thuis veel privacy!
Slide 11 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
Doe de deur dicht?
B
Doe de deur dicht.
C
Doe de deur dicht!
D
doe de deur dicht!
Slide 12 - Quizvraag
Welk antwoord is goed geschreven?
A
Amsterdam
B
amsterdam
Slide 13 - Quizvraag
Welk antwoord is goed geschreven?
A
Kerstmis
B
kerstmis
Slide 14 - Quizvraag
Welk antwoord is goed geschreven?
A
Nikkie de Jager
B
Nikkie De Jager
C
nikkie de jager
D
Nikkie De jager
Slide 15 - Quizvraag
\Welk antwoord is niet goed geschreven?
A
Pasen
B
nederland
C
de lente
D
God
Slide 16 - Quizvraag
\Welk antwoord is niet goed geschreven?
A
Mohammed
B
de Rabobank
C
de tweede wereldoorlog
D
Suikerfeest
Slide 17 - Quizvraag
Leestekens
Een leesteken is een teken dat in tekst gebruikt wordt om de leesbaarheid te verbeteren.
De verzameling en het gebruik van leestekens heet interpunctie.
Leestekens aan het einde van een zin:
Punt ( . )
Vraagteken ( ? )
Uitroepteken ( ! )
Slide 18 - Tekstslide
Wanneer een hoofletter?
Namen schrijf je met een hoofdletter, maar wat is nu precies een naam? Als je twijfelt, dan kun je jezelf twee vragen stellen:
Is het de naam waarmee een persoon, instelling of bedrijf zichzelf aanduidt?
Is het de naam van een uniek persoon, of van een unieke instelling, periode of plaats? Met andere woorden: is er maar één van?
Als je op een van deze vragen “ja” kunt antwoorden, schrijf je het woord met een hoofdletter.
Slide 19 - Tekstslide
Zelfstandig aan het werk
Je gaat nu aan het slag met de opdrachten in het boek.
De opdrachten staan op bladzijde 44 t/m 51.
Klaar? Werken in NUMO
Opdracht 1 en 2 moeten minimaal af!
Slide 20 - Tekstslide
Exit ticket
Heb jij de doelen van vandaag behaald?
Slide 21 - Tekstslide
Thema 1
Hoofdstuk 4: Taalverzorging
Deel 3
Slide 22 - Tekstslide
Afspraken
Iedereen doet actief mee in de les
Je bent verantwoordelijk voor je eigen gedrag
Als iemand anders praat ben je stil (TIP: steek je vinger op!)
Slide 23 - Tekstslide
Lesdoelen
Ik begrijp waarom taalverzorging belangrijk is.
Ik kan hoofdletters op de juiste manier gebruiken.
Ik kan de leestekens punt, vraagteken en uitroepteken op de juiste manier gebruiken.
Slide 24 - Tekstslide
Planning
Korte herhaling
Zelfstandig werken
Afsluiten
Slide 25 - Tekstslide
Leestekens
Een leesteken is een teken dat in tekst gebruikt wordt om de leesbaarheid te verbeteren.
De verzameling en het gebruik van leestekens heet interpunctie.
Leestekens aan het einde van een zin:
Punt ( . )
Vraagteken ( ? )
Uitroepteken ( ! )
Slide 26 - Tekstslide
Wanneer een hoofletter?
Namen schrijf je met een hoofdletter, maar wat is nu precies een naam? Als je twijfelt, dan kun je jezelf twee vragen stellen:
Is het de naam waarmee een persoon, instelling of bedrijf zichzelf aanduidt?
Is het de naam van een uniek persoon, of van een unieke instelling, periode of plaats? Met andere woorden: is er maar één van?
Als je op een van deze vragen “ja” kunt antwoorden, schrijf je het woord met een hoofdletter.
Slide 27 - Tekstslide
Zelfstandig aan het werk
Je gaat nu aan het slag met de opdrachten in het boek.
De opdrachten staan op bladzijde 44 t/m 51.
Klaar? Werken in NUMO
Opdracht 3 en 4 moeten minimaal af!
Slide 28 - Tekstslide
Exit ticket
Heb jij de doelen van vandaag behaald?
Slide 29 - Tekstslide
Thema 1
Hoofdstuk 4: Taalverzorging
Deel 2
Slide 30 - Tekstslide
Afspraken
Iedereen doet actief mee in de les
Je bent verantwoordelijk voor je eigen gedrag
Als iemand anders praat ben je stil (TIP: steek je vinger op!)
Slide 31 - Tekstslide
Lesdoelen
Ik begrijp waarom taalverzorging belangrijk is.
Ik kan hoofdletters op de juiste manier gebruiken.
Ik kan de leestekens punt, vraagteken en uitroepteken op de juiste manier gebruiken.
Slide 32 - Tekstslide
Planning
Korte herhaling
Zelfstandig werken
Afsluiten
Slide 33 - Tekstslide
Leestekens
Een leesteken is een teken dat in tekst gebruikt wordt om de leesbaarheid te verbeteren.
De verzameling en het gebruik van leestekens heet interpunctie.
Leestekens aan het einde van een zin:
Punt ( . )
Vraagteken ( ? )
Uitroepteken ( ! )
Slide 34 - Tekstslide
Wanneer een hoofletter?
Namen schrijf je met een hoofdletter, maar wat is nu precies een naam? Als je twijfelt, dan kun je jezelf twee vragen stellen:
Is het de naam waarmee een persoon, instelling of bedrijf zichzelf aanduidt?
Is het de naam van een uniek persoon, of van een unieke instelling, periode of plaats? Met andere woorden: is er maar één van?
Als je op een van deze vragen “ja” kunt antwoorden, schrijf je het woord met een hoofdletter.
Slide 35 - Tekstslide
Zelfstandig aan het werk
Je gaat nu aan het slag met de opdrachten in het boek.
De opdrachten staan op bladzijde 44 t/m 51.
Klaar? Werken in NUMO
Alle opdrachten moeten vandaag af zijn!
Slide 36 - Tekstslide
Exit ticket
Heb jij de doelen van vandaag behaald?
Slide 37 - Tekstslide