Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
LMC Voortgezet Onderwijs
‹
Terug naar zoeken
10.2-1
Welkom!
Welkom
1 / 50
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 4
In deze les zitten
50 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
4 videos
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Welkom!
Welkom
Slide 1 - Tekstslide
Welkom!
Planning:
Even opstarten
05 min
Bespreken huiswerk
10 min
Uitleg zwaartekracht + oefenen
15 min
Opdrachten maken
15 min
Bespreken en lesafsluiting
10 min
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Planning tot aan SO:
Maandag 20 nov:
Paragraaf 10.1
Woensdag 22 nov:
Paragraaf 10.2-1
Vrijdag 24 nov:
Paragraaf 10.2-2
Maandag 27 nov:
Paragraaf 10.3-1
Woensdag 29 nov: Vervalt mogelijk i.v.m. lesjesmiddag
Vrijdag 1 dec:
Paragraaf 10.3-1
Maandag 4 dec:
Paragraaf 10.4-1
Woensdag 6 dec:
Paragraaf 10.4-2
Vrijdag 8 dec:
Paragraaf 10.5-1
Maandag 11 dec:
Paragraaf 10.5-2
Woensdag 13 dec:
Herhalingsles H10
Vrijdag 15 dec:
SO H10 Paragraaf 1 t/m 5
Slide 4 - Tekstslide
Pak je huiswerk erbij
We bespreken opdracht 4, 10, 12, 15, 23
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
§10.2 - Je leert ...
aangeven dat de zwaartekracht op afstand werkt;
uitrekenen hoe groot de zwaartekracht op een voorwerp is;
het zwaartepunt (massamiddelpunt) bepalen;
de zwaartekracht op een voorwerp tekenen
uitleggen hoe druk, kracht en oppervlakte samenhangen;
voorbeelden noemen waarbij een grote druk of kleine druk gewenst is.
Slide 7 - Tekstslide
Discussie:
Wat is zwaartekracht?
timer
3:00
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Moeder der formules
Zwaartekracht = massa
.
aantrekkingskracht
F
z
: zwaartekracht in (N)
m
: massa in (kg)
g
: zwaartekrachtsconstante (N/kg, op aarde
g
= 10 N/kg
F
z
=
m
⋅
g
Slide 10 - Tekstslide
Zwaartekracht en gewicht
Het
gewicht
is de
kracht
van een voorwerp op zijn ondersteuning en wordt uitgedrukt in
Newton
.
Als het voorwerp ondersteund wordt geldt:
zwaartekracht = gewicht (F
z
= m
.
g = G)
Let op:
massa
is in
kg
,
gewicht
en
zwaartekracht
in
N
Slide 11 - Tekstslide
Valversnelling
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Slide 15 - Video
Voorbeeld
De cementbak heeft een massa
van 500 kg. Bereken de zwaartekracht die aan de kabel trekt.
Slide 16 - Tekstslide
Antwoord
Gegeven:
m
= 500 kg,
g
= 10 m/s2
Gevraagd: F = ?
Formule: F = m
.
g
Berekening: F = 500
.
10 = 5000 N
Antwoord: De zwaartekracht die aan de kabel trekt is 5000 N
Slide 17 - Tekstslide
Aan de slag
Wat?
Maak 10.2 opdracht 32 t/m 38
Hoe?
Zelfstandig, in je werkboek
Hulp?
Lees 10.2 nogmaals door
Tijd?
15 minuten
Resultaat?
Klassikaal bespreken
Klaar?
Maak opdracht 30 + 31 + 39 + 40
timer
15:00
Slide 18 - Tekstslide
Bespreken opdrachten:
Slide 19 - Tekstslide
Zwaartepunt
Het punt ten opzichte waarvan de massa van dat object in evenwicht is
Slide 20 - Tekstslide
Zwaartepunt
Waar ligt het zwaartepunt van dit figuur?
1
2
Slide 21 - Tekstslide
Steunvlak
a - situatie is stabiel
Slide 22 - Tekstslide
Steunvlak
a - situatie is stabiel
b- blok valt niet om
Slide 23 - Tekstslide
Steunvlak
a - situatie is stabiel
b- blok valt niet om
c- blok valt om
Slide 24 - Tekstslide
Wat is het grondvlak/ steunpunten van mannetjes?
Waarom valt de rechter man niet om?
Slide 25 - Open vraag
Hiernaast drie balken die rechtop
staan. Welke balk(en) staat/staan
stabiel?
(Links Midden Rechts)
A
Alleen de linker balk.
B
De linker en de middelste balk.
C
Alle drie de balken.
D
Alleen de rechter balk.
Slide 26 - Quizvraag
Wat weet je nog
over druk?
Slide 27 - Woordweb
Druk in de praktijk:
Wie van deze twee heeft
de grootste druk op de
ondergrond?
Slide 28 - Tekstslide
DRUK
Druk
is de
kracht
die een voorwerp op een
bepaald
oppervlak
uitoefent.
Slide 29 - Tekstslide
Verschil tussen kracht en druk?
Een
kracht
oefen je uit op een voorwerp.
De
kracht
wordt uitgedrukt in
Newton
.
Druk
is de
kracht
die een voorwerp uitoefent op een
oppervlakte
.
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Druk
p
: druk in (N/m
2
of N/cm
2
F
: kracht (N)
A
: oppervlakte (m
2
of cm
2
p
=
A
F
p
⋅
A
F
Slide 32 - Tekstslide
Even oefenen
Nanja duwt met haar vinger op een ruit. De kracht op de ruit bedraagt 0,68 N. Deze kracht werkt op een oppervlakte van 1,8 cm
2
.
Bereken de druk op de ruit.
Slide 33 - Tekstslide
Even oefenen
G: F = 0,68 N, A = 1,8 cm
2
G: p = ? N/cm
2
F:
B:
A: de druk is 0,38 N/cm
2
p
=
A
F
p
=
1
,
8
0
,
6
8
=
0
,
3
8
Slide 34 - Tekstslide
Even oefenen
Een baksteen ligt op het strand. De kracht op het zand is 20 N.
De druk onder de baksteen bedraagt 0,011 N/cm
2
.
Bereken de oppervlakte van de onderkant van de baksteen.
Slide 35 - Tekstslide
Even oefenen
G: F = 20 N, p = 0,011 N/cm
2
G: A = ? cm
2
F:
B:
A: het oppervlak van de steen is 1818 cm
2
p
=
A
F
A
=
0
,
0
1
1
2
0
=
1
8
1
8
A
=
p
F
Slide 36 - Tekstslide
Wat is de eenheid van kracht?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt
Slide 37 - Quizvraag
Wat is de eenheid van druk?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt
Slide 38 - Quizvraag
Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte
Slide 39 - Quizvraag
Slide 40 - Video
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Druk in de praktijk:
Wie van deze twee oefent
de grootste druk op de
ondergrond uit?
Slide 43 - Tekstslide
Olifant
Een mannetjesolifant weegt ongeveer 5000 kg.
De oppervlakte van een poot is 0,025 m².
Hoe groot is de zwaartekracht die de olifant uitoefent?
Hoeveel oppervlakte hebben 4 poten samen?
Hoe groot is nu de druk: ?
Slide 44 - Tekstslide
Angelina Jolie
Angelina weegt ongeveer 60 kg.
De oppervlakte van een hak is 0,0001 m².
Hoe groot is de zwaartekracht die Angelina uitoefent?
Hoeveel oppervlakte hebben beide naaldhakken?
Hoe groot is nu de druk: ?
Slide 45 - Tekstslide
Wie o Wie?
Olifant:
Angelina:
p
=
A
F
=
2
5
0
⋅
4
5
0
.
0
0
0
=
5
0
c
m
2
N
p
=
A
F
=
1
⋅
2
6
0
0
=
3
0
0
c
m
2
N
Slide 46 - Tekstslide
§10.2 - Je kunt ...
aangeven dat de zwaartekracht op afstand werkt;
uitrekenen hoe groot de zwaartekracht op een voorwerp is;
het zwaartepunt (massamiddelpunt) bepalen;
de zwaartekracht op een voorwerp tekenen
uitleggen hoe druk, kracht en oppervlakte samenhangen;
voorbeelden noemen waarbij een grote druk of kleine druk gewenst is.
Slide 47 - Tekstslide
Ja, dat kan ik!
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 48 - Poll
Aan de slag
Wat?
Maak 10.1 opdracht 1 t/m 8 + 10 t/m 16 + 19 t/m 28
Hoe?
Zelfstandig, in je werkboek
Hulp?
Lees 10.1 nogmaals door
Tijd?
15 minuten
Resultaat?
Klassikaal bespreken
Klaar?
Maak opdracht 9 + 17 + 18 + 29
timer
15:00
Slide 49 - Tekstslide
10.2 - Zwaartekracht en druk
Bedenk wat het nut is
van dit dopje.
Slide 50 - Tekstslide