LMC Voortgezet Onderwijs

Bron H Avoir

Bonjour toute la classe!
  1. Hang je jas op
  2. zet je telefoon in de telefoontas
  3. zet je Frans boek op tafel, je etui en je Plenda!
  4. Zet je tas op de grond
  5. Schrijf in je plenda op mercredi 19 okt.
  6. Leer uit je hoofd de woorden van Bron E naar het Nederlands en het werkwoord avoir uit je hoofd leren!
timer
1:00
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bonjour toute la classe!
  1. Hang je jas op
  2. zet je telefoon in de telefoontas
  3. zet je Frans boek op tafel, je etui en je Plenda!
  4. Zet je tas op de grond
  5. Schrijf in je plenda op mercredi 19 okt.
  6. Leer uit je hoofd de woorden van Bron E naar het Nederlands en het werkwoord avoir uit je hoofd leren!
timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Grammaire Le verbe avoir
  1. prends le cahier (pak je schrift).
  2. Scchrijf in het Frans op de vormen van het werkwoord avoir (hebben).
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

ik heb 
jij hebt 
hij/zij heeft
wij hebben 
wij hebben
jullie hebben/ u heeft
zij hebben (man)
zij hebben (vrouw)
Het werkwoord Avoir (hebben)

Slide 3 - Tekstslide

Vertaal de woorden tussen haakjes
(zij heeft)....... un chien
A
Elle a
B
Il a
C
On a
D
Tu as

Slide 4 - Quizvraag

(ik heb)......... une soeur
A
Il a
B
Elle a
C
Je ai
D
J'ai

Slide 5 - Quizvraag

(Zij hebben vrouw)...... un ordinateur
A
Ils ont
B
elles ont
C
il a
D
elle a

Slide 6 - Quizvraag

(Heb jij)..... un stylo?
A
Tu as
B
Tu a
C
Il a
D
Tu avez

Slide 7 - Quizvraag

Les garçons (hebben) un portable
A
as
B
a
C
ont
D
avez

Slide 8 - Quizvraag

Les filles (hebben) une cousine
A
as
B
a
C
ai
D
ont

Slide 9 - Quizvraag

Mon père (heeft) .... un problème.
A
a
B
as
C
ont
D
ai

Slide 10 - Quizvraag

(Jullie hebben)........ treize ans
A
vous avez
B
tu avez
C
vous ont
D
vous a

Slide 11 - Quizvraag

(zij hebben man) ................ une mère
A
ils a
B
ils ont
C
il a
D
il as

Slide 12 - Quizvraag

Les parents (hebben) .............. une maison
A
a
B
ont
C
as
D
ai

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal: Ik heb 2 katten

Slide 14 - Open vraag

Camila heeft 10 vissen

Slide 15 - Open vraag

Ik heb nu Frans

Slide 16 - Open vraag

Hij heeft een grote familie

Slide 17 - Open vraag

La semaine (heeft 7 dagen)

Slide 18 - Open vraag

Apprends!
  1. Leer de woorden van Bron E naar het Frans en de woorden van Bron F. 
  2. in slimstampen of in je schrift!

Slide 19 - Tekstslide