In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Beeldaspect LICHT
Beeldende vorming gt vmbo
syllabus centraal examen 2018
Slide 1 - Tekstslide
timer
1:00
Beeldaspect LICHT
Waar denk je aan bij het beeldaspect licht
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Video
Lichtval
Lichtbron
Eigen schaduw
Clair-Obscur
Kunstlicht
Licht - donker
Contrast
Lichteffecten
Lichtrichting
Meelicht
Strijklicht
Natuurlijk licht
Schaduwwerking
Slagschaduw
Tegenlicht
Zijlicht
Slide 4 - Tekstslide
Clair-obscur
Bij clair-obscur overdrijven schilders het contrast tussen licht en donker. Daarmee wordt een dramatisch effect bereikt. Caravaggio was de eerste schilder die het vaak toepaste. Clair-obscur ontstond in de 16e eeuw in Italië.
Slide 5 - Tekstslide
Lichtbron
Ooit had de mens alleen beschikking over natuurlijklicht van zon en maan. Met de mogelijkheden van vuur en kunstlicht werd het mogelijk de dag te verlengen.
Kaarslicht en gaslicht hebben een mooie, zachte en warme kleur, heel anders dan het felle, witte licht van een spotje. In het schilderij van Kamerlingh Omnes worden moeder en kind verlicht door getemperd goudgeel zonlicht, dat door het raam binnenkomt
Slide 6 - Tekstslide
Slagschaduw en eigen schaduw
De slagschaduw is de schaduw van een object op zijn omgeving. Het object van Giacometti is beschenen door één sterke lichtbron.
Het licht komt van links en veroorzaakt scherpe, harde slagschaduw van het 'tafeltje' op het lichte voetstuk van het beeld.
De eigen schaduw is de beschaduwde kant van het object zelf, de kant die niet (of minder) beschenen wordt. Of waar geen direct licht op valt.
Slide 7 - Tekstslide
Licht - Donker contrast
Bij licht-donker contrast gaat het om het contrast in helderheid. Het naast elkaar gebruiken van licht en schaduw. Vooral in de schilderkunst van de barok werd een groot licht/donkercontrast heftig ingezet om een dramatisch effect te bereiken: dit wordt clair-obscur genoemd. Licht-donkercontrast wordt ook in de (zwart/wit)fotografie veel gebruikt. Er zit dan diep zwart en helder wit in de foto, in plaats van heel veel grijstinten.
Slide 8 - Tekstslide
Licht effecten
Licht effect die veroorzaakt worden door lichtval zijn:
schaduw en contrasten
plasticiteit door licht en schaduwhoog
clair obscur
hoog en glimlicht, glans
sfeer
Slide 9 - Tekstslide
Lichtval
Door licht en schaduw op een schilderij te bekijken, kun je vaststellen uit welke richting het licht komt. Meestal overheerst in een schilderij één lichtrichting: van schuin boven (zonlicht). Maar licht kan ook uit andere richtingen komen, afhankelijk van de lichtbron. Er zijn verschillende lichtrichtingen:
Zijlicht: Zijlicht valt van opzij (links of rechts) op het tafereel. Behalve de slagschaduwen zijn ook de eigen schaduwen goed zichtbaar, wat de plasticiteit van het beeld vergroot.
Meelicht: Licht dat van voren (van achter de toeschouwer) op een tafereel valt. De slagschaduwen vallen naar achteren (van de toeschouwer af).
Strijklicht: De lichtstralen lopen bijna evenwijdig met het belichte oppervlak en lijken over het oppervlak te strijken. Hierdoor worden alle oneffenheden in het vlak zichtbaar. Strijklicht geeft lange schaduwen.
Tegenlicht: Dit heeft de neiging te verblinden (bij fotografie spreekt men van overbelichting). Bij fel tegenlicht zijn alleen silhouetten zichtbaar. De slagschaduwen vallen naar voren (naar de toeschouwer toe).
Slide 10 - Tekstslide
Lichtrichting
De richting waar het licht heen schijnt, vanaf de lichtbron.
Slide 11 - Tekstslide
Schaduwwerking
Het effect van licht. Schaduwplekken ontstaan omdat er weinig of geen licht op die plekken valt. Er worden verschillende soorten schaduw onderscheiden:
Eigen schaduw: Dit is de schaduw die ontstaat op het belichte object zelf. Het benadrukt de vorm van het object en geeft het object plasticiteit.
Kernschaduw: Is het middelste, donkerste deel van de eigen schaduw. Kernschaduw en halfschaduw worden zichtbaar op bolle vormen.
Halfschaduw: Het gedeelte tussen de kernschaduw en het verlichte gedeelte op een voorwerp.
Slagschaduw: Dit is de schaduw van een voorwerp die op een ondergrond of een andere vorm valt. Als de omgeving niet vlak is wordt de slagschaduw gebroken, en spreken we van gebroken schaduw; de schaduw verliest dan zijn herkenbare silhouet. De hoogte van de lichtbron bepaalt of er korte of langgerekte schaduwen (strijklicht) ontstaan.
Slide 12 - Tekstslide
Dit is ‘Het Melkmeisje’ van Johannes Vermeer. Benoem de lichtbron in het schilderij.
Slide 13 - Open vraag
In ‘Het Melkmeisje’ komt het licht van links. Noem drie manieren hoe je dat ziet.