LMC Voortgezet Onderwijs

Les 2

Les
  1. Quiz met de woorden en zinnen
  2. Werkwoorden die op - er eindigen in het Frans. 
  3. Ge getallen t/m 100
  4. Schrijf op plenda--> Les devoirs (huiswerk) leer uit je de vormen van de werkwoorden di op - er eindigen. 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Les
  1. Quiz met de woorden en zinnen
  2. Werkwoorden die op - er eindigen in het Frans. 
  3. Ge getallen t/m 100
  4. Schrijf op plenda--> Les devoirs (huiswerk) leer uit je de vormen van de werkwoorden di op - er eindigen. 

Slide 1 - Tekstslide

het isje
A
la glace
B
la table
C
le café
D
bon

Slide 2 - Quizvraag

de koffie
A
la table
B
la glace
C
cher
D
le café

Slide 3 - Quizvraag

het hoofdgerecht
A
la salade
B
l'entrée
C
le plat principal
D
le dessert

Slide 4 - Quizvraag

het voorgerecht
A
la sopue
B
le plat principal
C
l'entrée
D
la salade

Slide 5 - Quizvraag

de soep
A
la salade
B
la soupe
C
le légume
D
le dessert

Slide 6 - Quizvraag

het nagerecht
A
le plat principal
B
l'entrée
C
la soupe
D
le dessert

Slide 7 - Quizvraag

de groente
A
le légume
B
la viande
C
le poisson
D
le poulet

Slide 8 - Quizvraag

het vlees
A
le poluet
B
la viande
C
le poisson
D
les frites

Slide 9 - Quizvraag

de vis
A
le poisson
B
la viande
C
le poulet
D
les frites

Slide 10 - Quizvraag

de kip
A
la viande
B
le poulet
C
le légume
D
le poisson

Slide 11 - Quizvraag

de frietjes
A
la pizza
B
la crêpe
C
les frites
D
l'eau

Slide 12 - Quizvraag

de pannenkoek
A
l'eau
B
le thé
C
le lait
D
la crêpe

Slide 13 - Quizvraag

de melk
A
la lait
B
le thé
C
l'eau
D
le café

Slide 14 - Quizvraag

het stokbrood
A
le fromage
B
la boulangerie
C
le croissant
D
la baguette

Slide 15 - Quizvraag

de kaas
A
le magasin
B
la boulangerie
C
le fromage
D
le copine

Slide 16 - Quizvraag

liever hebben
A
adorer
B
préferer
C
arriver
D
téléphoner

Slide 17 - Quizvraag

een hekel hebben aan
A
adorer
B
détester
C
téléphoner
D
arriver

Slide 18 - Quizvraag

aankomen
A
arriver
B
préferer
C
adorer
D
manger

Slide 19 - Quizvraag

eten
A
la repas
B
manger
C
marcher
D
adorer

Slide 20 - Quizvraag

voorbereiden
A
préparer
B
détester
C
préparer
D
manger

Slide 21 - Quizvraag

kopen
A
trouver
B
acheter
C
regarder
D
aimer

Slide 22 - Quizvraag

zoeken
A
regarder
B
aimer
C
chercher
D
aider

Slide 23 - Quizvraag

vinden
A
trouver
B
aimer
C
aider
D
regarder

Slide 24 - Quizvraag

houden van
A
adorer
B
aimer
C
aider
D
acheter

Slide 25 - Quizvraag

helpen
A
aimer
B
adorer
C
chercher
D
aider

Slide 26 - Quizvraag

vragen
A
demander
B
acheter
C
regarder
D
écouter

Slide 27 - Quizvraag

Houd van pizzas?
A
Tu aimes les pizzas?
B
Elle aime las pizzas
C
J'aime las pizzas
D
Il aime les pizzas

Slide 28 - Quizvraag

Nee, ik vind pannenkoeken niet lekker
A
Non, j'aime les crêpes
B
Non, il déteste les crêpes
C
Non, elle déteste les crêpes
D
Non, je déteste les crêpes

Slide 29 - Quizvraag

Ober de kaart, alsjeblieft
A
Pour moi la carte s'il vous plait
B
Monsieur, la carte s'il vous plait
C
Bonjour, la carte s'il vous plait
D
Monsieur, la crêpe s'il vous plait

Slide 30 - Quizvraag

Alstublieft (als jij iets geeft)
A
C'est ici
B
De rien
C
Voilà
D
merci

Slide 31 - Quizvraag

Graag gedaan en tot ziens
A
De rien et au revoir
B
De rien et ici
C
De rien et merci
D
De rien et voilà

Slide 32 - Quizvraag

de rekening
A
l'addition
B
la cuenta
C
de rien
D
ça cout

Slide 33 - Quizvraag

Les verbes (de werkwoorden)
  1. Maak verder je werkblad af over de gramamatica 
  2. in magister heb jij een link met de uitleg van de grammatica
  3. begrijp je iets niet? stel eerst de vraag in je groep 
  4. Als jij klaar bent? Luister naar de getallen 1 t/m 100 (link in magister in je agenda (vandaag)
timer
15:00

Slide 34 - Tekstslide