Je leent € 1000 en betaalt het in 36 maandtermijnen van € 34,75 terug. Hoeveel moet je aflossen?
Slide 8 - Open vraag
Leerdoelen van vandaag:
Ik kan verschillende soorten uitgaven beschrijven.
Ik kan een budgetplan opstellen.
Ik kan een reservering berekenen.
Ik kan gevolgen noemen die mijn bestedingen voor anderen kunnen hebben.
Slide 9 - Tekstslide
Waar staat het NIBUD voor?
Slide 10 - Tekstslide
Schrijf in je schrift minstens 15 dingen waar jullie thuis de afgelopen maand geld aan uit gegeven hebben.
Slide 11 - Tekstslide
Soorten uitgaven:
Dagelijkse uitgaven Vaste lasten Incidentele uitgaven
... ... ...
... ... ...
... ... ...
Slide 12 - Tekstslide
Soorten uitgaven:
Dagelijkste uitgaven: alledaagse uitgaven zoals boodschappen maar ook benzine voor in de auto.
Vaste lasten: uitgaven die je op vaststaande momenten moet betalen zoals huur maar ook de autoverzekering en wegenbelasting.
Incidentele uitgaven: grote uitgaven die je niet zo vaak doet zoals een vakantie of een nieuwe bank maar ook een andere auto of een grote reparatie aan de auto.
Slide 13 - Tekstslide
Budgetplan
Budgetplan = begroting
Dit is een overzicht van alle verwachte inkomsten en uitgaven.
Slide 14 - Tekstslide
Wat heb je liever?
€ 7,50 zakgeld per week of € 30 zakgeld per maand?
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Zijn er nog vragen?
Slide 17 - Tekstslide
Wat is reserveren?
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Reserveren
Joey gaat met vier vrienden twee weken kamperen. Ze huren een tent voor 5-8 personen. Over drie maanden moet Joey betalen.