Quadraam
Ruimte voor talent

Kapitel 3- die Schule


Kapitel 2 /die Schule

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Kapitel 2 /die Schule

Slide 1 - Tekstslide

Wist je dit/ Wusstest du schon?

  • Eerster schultag ( Basisschool) 
  • Schultag: 8 bis 13 uur  ( + Arbeitsgemeinschaften) 
  • Schueler haben ihr eigenes klassenzimmer?   Hoe zit het bij jullie? 
  • Die Noten: Cijfers   (wat valt op?)   1 = sehr gut                 10= 

Slide 2 - Tekstslide

Maken/ Machen   ab Seite 68/ Blz. 68) 
3,4,7 

Slide 3 - Tekstslide

Machen ( maken) 
Höraufgabe     ( Luistervaaridheid)
  • Seite 68 ( Blz 68) : Aufgabe 1 B/ Oefening 1B
  • Seite 72( Blz 72) : Aufgabe 10 B + C/ 




Slide 4 - Tekstslide

Schreiben & Lezen


  • Machen (maken): ab Seite 70 ( vanaf blz. 70)

  • Opdrachten: 7, 8,9,11,12,13, 14,15,16, 



Slide 5 - Tekstslide

6 Dezember



Doel: Je kan in het Duits Klok kijken 




Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide



A
Es ist viertal voor drei
B
Es ist viertal nach drei

Slide 8 - Quizvraag



A
Es ist halb zehn
B
Es ist halb neun

Slide 9 - Quizvraag

Kloktijden:
Half twaalf
A
Es ist halb zwoelf
B
Es ist halb elf

Slide 10 - Quizvraag


A
Es ist sechs Uhr
B
Es ist sechs uhr

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Kloktijden:
kwart over vier
A
It is a quarter past four
B
It is a quarter to four

Slide 16 - Quizvraag

What time is it?
A
It is ten minutes to two
B
It is ten minutes past two

Slide 17 - Quizvraag

Machen/ maken 
Opdracht 5 : Seite 69/ blz 69
Werkblad/Arbeitsblatt von Frau Gruben   

Slide 18 - Tekstslide

 Dezember  
Doel: Ik kan het juiste lidwoord  (de/het) in het Duits benoemen

Slide 19 - Tekstslide

Der (de) 
  • Dagen van de week: Der Montag, der Dinsdag 
  •  Mannelijke personen + Dieren =   Der Jongen, der Stier 

Slide 20 - Tekstslide

Die (de) 
Vrouwelijke personen =   die Frau, die Kuh
Woorden die vaak op  'in' eindigen:  die Lehrerin,
Woorden die  vaak op 'e' eindigen:  die Lampe, die Toilette 
Meervouden woorden, die op 'en'  eindigen 

Slide 21 - Tekstslide

Das  ( het)

  1. Woorden die vaak op   'chen'  eindigen:  das Maedchen 
  2. woorden die vaak 'het gebruiken'  in Nederlands.                                                (Het dorp ( das Dorf); het land ( das  Land) , het haar (das Haar)  

Slide 22 - Tekstslide

Maken  ( ab Seite 78/ vanaf  blz. 78) 
17, 18,19, 21,22b,23,24 

Slide 23 - Tekstslide