Quadraam
Ruimte voor talent

toets bloed en bloedsomloop

Deel 1 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
rode bloedcellen, zuurstof transport
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling
1 / 56
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2-4

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Deel 1 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
rode bloedcellen, zuurstof transport
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling

Slide 1 - Quizvraag

Deel 2 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
witte bloedcellen, afweer tegen ziekten
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling

Slide 2 - Quizvraag

Deel 3 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
witte bloedcellen, afweer tegen ziekten
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling

Slide 3 - Quizvraag

Het bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen. Het bloedplasma vervoert ...
A
voedingsstoffen, hormonen en zuurstof
B
zuurstof, koolstofdioxide en water
C
hormonen, voedingsstoffen, afvalstoffen

Slide 4 - Quizvraag

Het bloed zit in ons lichaam in bloedvaten. De bloedvaten zijn ...
A
haarvaten
B
slagaders
C
aders
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 5 - Quizvraag

Kenmerken van de slagaders zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich diep in het lichaam
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich diep in het lichaam
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich aan de oppervlakte

Slide 6 - Quizvraag

Kenmerken van de aders zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich diep in het lichaam
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich diep in het lichaam
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich aan de oppervlakte

Slide 7 - Quizvraag

Kenmerken van de haarvaten zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich niet in de organen
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich niet in de organen
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich in de organen
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich in de organen

Slide 8 - Quizvraag

De kleine bloedsomloop is de weg ...
A
hart - hele lichaam - hart
B
hart - longen - hart
C
hart - hersenen - hart

Slide 9 - Quizvraag

De grote bloedsomloop is de weg ...
A
hart - hele lichaam - hart
B
hart - longen - hart
C
hart - hersenen - hart

Slide 10 - Quizvraag

Het doel van de grote bloedsomloop is ...
A
koolstofdioxide afgeven aan de cellen en zuurstof op nemen
B
koolstofdioxide opnemen uit de cellen en zuurstof afgeven

Slide 11 - Quizvraag

Het doel van de kleine bloedsomloop is ...
A
koolstofdioxide afgeven aan de cellen en zuurstof op nemen
B
koolstofdioxide opnemen uit de cellen en zuurstof afgeven

Slide 12 - Quizvraag

De mens heeft een dubbele bloedsomloop. Dit komt omdat ...
A
Tijdens de gehele omloop het bloed één keer het hart passeert
B
Tijdens de gehele omloop het bloed twee keer het hart passeert

Slide 13 - Quizvraag

Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 1 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem

Slide 14 - Quizvraag

Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 2 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem

Slide 15 - Quizvraag

Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 10 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem

Slide 16 - Quizvraag

Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 9 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem

Slide 17 - Quizvraag

Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 4 is ...
A
de aorta
B
de onderste holle ader
C
de bovenste holle ader
D
de longslagader

Slide 18 - Quizvraag

Kijk naar de afbeelding. Je ziet dat het bloed altijd dezelfde kant op stroomt.
De vraag: Hoe heten de delen in het hart die de bloedstroom regelen en er voor zorgen dat het bloed altijd dezelfde kant op stroomt?
A
sluizen
B
zakjes
C
kleppen

Slide 19 - Quizvraag

Kijk naar de afbeelding. Doordat de hartkleppen open gaan staan vullen de ... zich.
A
boezems
B
kamers

Slide 20 - Quizvraag

De vraag gaat nogmaals over de hartkleppen. Doordat de hartkleppen sluiten vullen de ... zich.
A
boezems
B
kamers

Slide 21 - Quizvraag

In het hart is te zien dat één van de delen van het hart duidelijk een stuk beter is ontwikkeld en daardoor opvallend dikker/sterker dan de andere delen van het hart. Dit deel heet ...
A
de linkerboezem
B
de linkerkamer
C
de rechterboezem
D
de rechterkamer

Slide 22 - Quizvraag

Waarom is het nodig dat de ene zijde dikker en sterker is ontwikkeld dan de andere zijde?
A
Omdat dit deel veel bloed moet wegpompen
B
Omdat dit deel veel bloed moet ontvangen
C
Omdat dit deel bloed naar de grote bloedsomloop moet sturen
D
Omdat dit deel veel bloed naar de kleine bloedsomloop moet sturen

Slide 23 - Quizvraag

De naam van nummer 14 is ... en dit deel bevat ... zuurstof
A
nierader, veel
B
nierader, weinig
C
nierslagader, veel
D
nierslagader, weinig

Slide 24 - Quizvraag

De naam van deel 8 is ... en maakt deel uit van de ... bloedsomloop.
A
longslagader, kleine
B
longader, kleine
C
longslagader, grote
D
longader, grote

Slide 25 - Quizvraag

De naam van deel 6 is ...
A
de leverader
B
de poortader
C
de darmslagader
D
de holle ader

Slide 26 - Quizvraag

De nieren zijn heel belangrijk. Ze maken urine. De kleur van urine van iemand die weinig drinkt en veel zweet is ...
A
wit
B
lichtgeel
C
donker geel

Slide 27 - Quizvraag

De nieren zijn heel belangrijk. Ze maken urine. In urine zitten ...
A
afvalstoffen, hormonen en suiker
B
afvalstoffen, hormonen en bloedcellen
C
afvalstoffen, hormonen en water
D
afvalstoffen, hormonen en eiwitten

Slide 28 - Quizvraag

Einde van de toets

Slide 29 - Tekstslide

Deel B, bevat open vragen
Je ziet geen uitslag van de toets, die krijg je later via mij
De vragen zijn meerkeuze vragen, kies het goede antwoord
Zijn er meerdere antwoorden mogelijk, dan staat dit er bij vermeld

Slide 30 - Tekstslide

Welke cel is nummer 1?

Slide 31 - Open vraag

Welke cel is nummer 2?

Slide 32 - Open vraag

Wat de naam van nummer 3?

Slide 33 - Open vraag

De taak van cel nummer 1 is...
A
zuurstof transport
B
opbouwen van afweer tegen ziekteverwekkers
C
zorgen voor korstvorming bij een wondje

Slide 34 - Quizvraag

De taak van cel nummer 2 is...
A
zuurstof transport
B
opbouwen van afweer tegen ziekteverwekkers
C
zorgen voor korstvorming bij een wondje

Slide 35 - Quizvraag

De taak van cel nummer 3 is...
A
zuurstof transport
B
opbouwen van afweer tegen ziekteverwekkers
C
zorgen voor korstvorming bij een wondje

Slide 36 - Quizvraag

In een bepaalde cel zit hemoglobine. Welke cel/nummer is dit?
A
witte bloedcel, nummer 2
B
witte bloedcel, nummer 1
C
rode bloedcel,nummer 1
D
rode bloedcel, nummer 2

Slide 37 - Quizvraag

De mens heeft een ... bloedsomloop. Welke naam moet er ingevuld worden?
A
enkele
B
dubbele
C
samengestelde

Slide 38 - Quizvraag

In de de kleine bloedsomloop is het de bedoeling om..
A
koolstofdioxide op te nemen en zuurstof af te geven aan de lucht
B
zuurstof op te nemen uit de lucht en koolstofdioxide af te geven
C
beide antwoorden zijn goed
D
beide antwoorden zijn niet goed

Slide 39 - Quizvraag

In de de grote bloedsomloop is het de bedoeling om..
A
koolstofdioxide op te nemen en zuurstof af te geven aan de lucht
B
zuurstof op te nemen uit de lucht en koolstofdioxide af te geven
C
beide antwoorden zijn goed
D
beide antwoorden zijn niet goed

Slide 40 - Quizvraag

Geef een omschrijving in het kort van de kleine bloedsomloop

Slide 41 - Open vraag

Geef een omschrijving in het kort van de grote bloedsomloop

Slide 42 - Open vraag

In de afbeelding zie je het hart. Welk nummer is de rechterhartkamer?
A
1
B
2
C
10
D
9

Slide 43 - Quizvraag

In de afbeelding zie je het hart. Welk nummer is de linkerboezem?
A
1
B
2
C
10
D
9

Slide 44 - Quizvraag

In de afbeelding zie je het hart. Welk nummer is de aorta (grote lichaamsslagader)?
A
4
B
3
C
11
D
5

Slide 45 - Quizvraag

Het hart pompt het bloed rond met heel veel kracht. Welke kamer van het hart is het sterkst?
A
linkerboezem
B
linkerkamer
C
rechterkamer
D
rechterboezem

Slide 46 - Quizvraag

Je ziet hier een afbeelding van het bloedvatenstelsel. Bevat nummer 6 veel voedingsstoffen denk je?
A
ja
B
nee

Slide 47 - Quizvraag

Je ziet hier een afbeelding van het bloedvatenstelsel. Is in nummer 7 de hartslag voelbaar denk je?
A
ja
B
nee

Slide 48 - Quizvraag

Je ziet hier een afbeelding van het bloedvatenstelsel. Bevat nummer 13 een hoge bloeddruk denk je?
A
ja
B
nee

Slide 49 - Quizvraag

Je ziet hier een afbeelding van het bloedvatenstelsel. Bevat nummer 1 een hoge bloeddruk denk je?
A
ja
B
nee

Slide 50 - Quizvraag

Je ziet hier een afbeelding van het bloedvatenstelsel. Wat is de naam van nummer 14
A
aorta
B
beenslagader
C
nierslagader
D
holle ader

Slide 51 - Quizvraag

Je ziet hier een afbeelding van het bloedvatenstelsel. Als er een stolsel loslaat in nummer 4, in welk orgaan komt dit als eerste terecht
A
lever
B
longen
C
hersenen
D
hart

Slide 52 - Quizvraag

De nieren zijn heel belangrijk. Wat doen zij?
A
zuiveren het bloed
B
regelen het vochtgehalte in het lichaam
C
voeren afvalstoffen af
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 53 - Quizvraag

De nieren liggen hoor in het lichaam. Zij krijgen het bloed van de ...
A
aorta
B
nierader
C
nierslagader
D
haarvaten in de nieren

Slide 54 - Quizvraag

Als je veel zweet en je drinkt nog meer dan je zweet, dan is de kleur van de urine...
A
licht geel
B
donker geel

Slide 55 - Quizvraag

Je bent nu klaar met de toets
Sluit de toets af en ik kijk de toets na.

Slide 56 - Tekstslide