Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Quadraam
Ruimte voor talent
‹
Terug naar zoeken
Examentraining 2 woordenboek 4BKT
Hoe gebruik je
een woordenboek?
1 / 29
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 4,5
In deze les zitten
29 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Hoe gebruik je
een woordenboek?
Slide 1 - Tekstslide
Weet jij hoe je een woordenboek moet gebruiken?
Ja
Een beetje
Nee
Slide 2 - Poll
Als je een woord niet weet, moet je 'm dan altijd opzoeken in het woordenboek?
Ja
Soms
Nee
Slide 3 - Poll
Welk woordenboek kun je het beste gebruiken bij je C(S)E Engels?
A
Engels-Nederlands
B
Nederlands-Engels
C
Nederlands
Slide 4 - Quizvraag
In welke volgorde staan de woorden in een woordenboek?
A
In logische volgorde
B
Op alfabetische volgorde
C
Gesorteerd op betekenis
D
Gesorteerd op klank
Slide 5 - Quizvraag
Zet in alfabetische volgorde:
1. gorilla 2. gorgeous 3. grand 4. group 5. great
A
2 - 1 - 3 - 5 - 4
B
3 - 2 - 1 - 4 - 5
C
1 - 2 - 3 - 4 - 5
D
1 - 3 - 2 - 5 - 4
Slide 6 - Quizvraag
1
2
3
4
5
6
abandon
abominable
afternoon
agency
airship
ahead
Slide 7 - Sleepvraag
Hoe zit een woordenboek in elkaar?
Wat zie je als je naar een woord in een woordenboek kijkt?
Welke informatie zie je?
Slide 8 - Tekstslide
Woorden bovenaan de pagina
Wat is hun functie?
Hoe heten deze woorden? (zie volgende slide)
Slide 9 - Tekstslide
A
Deze woorden noem je kernwoorden
B
Deze woorden noem je richtwoorden
C
Deze woorden noem je definitiewoorden
D
Deze woorden noem je gidswoorden
Slide 10 - Quizvraag
Lees de gidswoorden
De woorden bovenaan de pagina geven aan wat de eerste en laatste woorden van de pagina zijn.
Slide 11 - Tekstslide
Wat zie je allemaal wanneer je kijkt naar een woord in het woordenboek?
Slide 12 - Woordweb
Kijk eens mee naar de
inhoud
van dit woord
Slide 13 - Tekstslide
Wat wordt uitgelegd tussen de /slashes/?
A
Hoe je dit woord vroeger schreef
B
Hoe je dit woord uitspreekt
C
Hoe je dit woord in een andere taal uitspreekt
D
Hoe dit woord klinkt met een accent
Slide 14 - Quizvraag
Wat wordt uitgelegd
(tussen haakjes)
?
Slide 15 - Tekstslide
Wat wordt uitgelegd (tussen haakjes)?
A
Hoe belangrijk dit woord is
B
Waar je dit woord in de zin zet
C
Welke woordsoort dit woord is
D
Hoe je dit woord ook kan schrijven
Slide 16 - Quizvraag
Welke woordsoorten ken je?
Slide 17 - Open vraag
What are the words
in italics
?
Slide 18 - Tekstslide
Wat zijn de schuingedrukte woorden?
A
Synoniemen van 'nasty'
B
Betekenissen van 'nasty'
C
Voorbeelden van het gebruik van 'nasty'
D
Zinnen waarin 'nasty' veel voorkomt
Slide 19 - Quizvraag
Questions!
Slide 20 - Tekstslide
Zijn alle woorden te vinden in het woordenboek?
A
yes
B
no
Slide 21 - Quizvraag
Niet alle woorden staan erin !
Alle woorden staan op alfabetische volgorde
Maar niet alle woorden:
>
extremely
>
loved
>
talking
>
went
Zoek altijd naar de
STAM
van het woord
Slide 22 - Tekstslide
Stam van het woord
It was
extremely
cold outside.
> stam =
extreme
She
loved
her new phone.
> stam =
love
That is
unfair
.
> stam =
fair
They are
talking
too much.
> stam =
talk
We
went
home after class.
> stam =
go
Woord opzoeken bij de STAM en je vindt het woord !
Slide 23 - Tekstslide
Wat is de stam van het woord: 'considered'
Slide 24 - Open vraag
Wat is de stam van het woord:
'accurately'
Slide 25 - Open vraag
Tips voor gebruik van een woordenboek
Bekijk eerst of je de betekenis kunt raden door de andere woorden
Bekijk of het woord op een ander woord lijkt
Zoek het
stam
van het woord:
slow
ipv
slowly
,
extend
ipv
extended
Let op: er staan vaak meerdere betekenissen; kies de juiste
Oefen met het woordenboek dat je op je examen gaat gebruiken
Slide 26 - Tekstslide
Raad het woord
Het raden van een woord is ook een vaardigheid die je kunt ontwikkelen. Zo hoef je niet elke keer het woordenboek erbij te pakken.
Je kan de betekenis soms uit een zin halen, het woord kan op het Nederlands lijken of misschien herken je al een deel van het woord.
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Woordenboekenspel
Slide 29 - Tekstslide