In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Biologie gaat over mensen, dieren, planten en hun omgeving.
Organisme = alles wat leeft
Organisme kun je:
Waarnemen = kijken, ruiken, voelen, horen en soms zelfs proeven.
Als je waarneemt, dan kijk je naar de kenmerken van een organisme.
Kenmerken = eigenschappen waaraan je een organisme kunt herkennen.
Beschrijving = de belangrijkste eigenschappen, kenmerken van een organisme opschrijven
Beschrijving= in woorden de belangrijkste eigenschappen/kenmerken
van een organisme vertellen/ opschrijven.
Je kunt waarnemingen ook tekenen:
Op 2 manieren:
Natuurgetrouw = precies wat je ziet
Schematisch= belangrijkste onderdelen
Beschrijving= in woorden de belangrijkste eigenschappen/kenmerken
van een organisme vertellen/ opschrijven.
Je kunt waarnemingen ook tekenen:
Op 2 manieren:
Natuurgetrouw = precies wat je ziet
Schematisch= belangrijkste onderdelen
Beschrijving= in woorden de belangrijkste eigenschappen/kenmerken
van een organisme vertellen/ opschrijven.
Je kunt waarnemingen ook tekenen:
Op 2 manieren:
Natuurgetrouw = precies wat je ziet
Schematisch= belangrijkste onderdelen