In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Een doel-middel verband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
signaalwoorden: opdat, met behulp van, om te, door middel van, aan de hand van, zodat.
voorbeeld:
Om op tijd te komen moet ik echt opschieten.
Een oorzakelijk verband laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).
signaalwoorden: als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, doordat, dus, het gevolg is, vanwege, waardoor, zodat
voorbeeld:
Er brak brand uit in het stadion, waardoor de wedstrijd niet door kon gaan.
Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
signaalwoorden: daarom,dankzij,de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk, omdat, want.
voorbeeld:
Ik heb gister te lang Netflix gekeken, daarom heb ik mijn huiswerk niet af.
Bij een samenvattend verband geeft de auteur een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.
signaalwoorden: al met al, kortom, met andere woorden, samengevat
voorbeeld:
De docent bekeek de resultaten van de leerlingen. Meer dan de helft had het huiswerk niet gemaakt terwijl hier al meerdere malen op aangestuurd was. Al met al kon men dus wel zeggen dat de klas ongemotiveerd was.
Een vergelijkend verband laat een overeenkomst of verschil zien.
signaalwoorden: evenals, in vergelijking met, (even/net (zo)....als, zoals-ook de vergrotende trap: meer/groter/beter enzovoort dan
voorbeeld:
In vergelijking met de jeugd van nu had men vroeger veel minder afleiding.