Quadraam
Ruimte voor talent

Identiteit

1 / 90
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 90 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Praktijk examen
- Onderwerp identiteit
- Houd rekening met het invullen van het proces verslag, dit kost tijd. Begin Examendag met het bijwerken van je proces verslag.
- Proces is net zo belangrijk als het eind product

Slide 2 - Tekstslide

Identiteit
Praktisch examen 2019

Slide 3 - Tekstslide

Betekenis 'identitteit'
iden·ti·teit (de; v) 

1 . gelijkheid: je identiteit bewijzen bewijzen dat je de persoon bent voor wie je je uitgeeft 
2 . eigen karakter

Slide 4 - Tekstslide

CPE 2019: IDENTITEIT
Het Centraal Praktisch Examen bestaat uit een opdracht van 12 klokuren, die wordt gemaakt vanaf maart t/m april, en die uitgaat van een thema. Het thema voor het CPE (Centraal Praktisch Examen) is ‘Identiteit’. Gun jezelf de voorbereiding die je nodig hebt en verwacht niet dat je direct een idee hebt voor je eindwerk.


Onderdeel A (breed orienteren)
Voor een brede oriëntatie en maak een moodboard of collage op A3 formaat. Focus jezelf nog niet teveel op één idee maar verzamel meerdere ideeën. Dus circa 3 tot 5 verschillende ideeën.

Slide 5 - Tekstslide

Onderdeel A 
(breed orienteren)

Voor een brede oriëntatie en maak een moodboard of collage op A3 formaat. Focus jezelf nog niet teveel op één idee maar verzamel meerdere ideeën. Dus circa 3 tot 5 verschillende ideeën.

Slide 6 - Tekstslide

Onderdeel B (diepte onderzoek)
Nummer al je schetsen, printjes, materiaalproefjes op volgorde en per onderdeel. Maak schetsen en materiaalproefjes omdat ze iets toevoegen aan het geheel. Zorg voor diepgang. Als je bijvoorbeeld een boom wil tekenen voor het thema ‘Identiteit' waarin je een ontwerp gaat maken van een kunstwerk dan maak je minimaal 10 schetsen van verschillende aanzichten van het kunstwerk, schetsen waarmee je bepaald details uitlicht en schetsen waarbij het kunstwerk in de stad zelf staat. Maak aantekeningen op je schetsen! Er mag op geschreven worden.

Slide 7 - Tekstslide

Onderdeel C 
(vaststellen ontwerp)

Lees goed de vragen en geef correct antwoord. Voorstelling: Wat is er te zien?. Vormgeving: Beeldende aspecten (ruimte, licht, vorm, kleur, compositie)

Slide 8 - Tekstslide

Onderdeel D 
(uitvoeren werkstuk)

Het maken van je definitieve werkstuk. Hou in de gaten dat je door je enthousiasme niet het thema van de opdracht vergeet.

Slide 9 - Tekstslide

Onderdeel E (analyseren / evalueren)
Analyseer je eigen werkstuk en dat van een mede-leerling. Lees net als bij onderdeel C goed de vragen en geef een toelichting als daar naar wordt gevraagd. Bij dit onderdeel is het belangrijk om goed nagedacht te hebben over je tekening en je idee. Bij het thema de stad moet je antwoord geven op vragen zoals “Zijn de aspecten van de vormgeving goed toegepast om jouw ontwerp van een kunstwerk voor een stad te maken? Licht je antwoord toe”. Ook bij deze vragen verwerkt je de beeldende aspecten in je antwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Theoretisch examen
- Heel het werkboekje
- Doornemen theorieboek
- Begrippen Syllabus (vind je verderop in deze presentatie)
- Aspecten van de voorstelling en vormgeving toe kunnen passen






Begrippen leren/spiekbrief maken. (spiekbrief maken doe als voorbereiding maar mag je niet bij de toets hebben ;)

Gebruik deze link
https://www.lambo.nl/cursus/b3465531cd735f5d13cd962c434a7f03/Zeggingskracht%20-%20Zegginskr,%20expressie.htm


Slide 11 - Tekstslide

WAT KAN JE VERWACHTEN CE?

Hieronder nog enkele tips waar je op moet letten als je gaat leren

Let goed op het verschil tussen de voorstelling en de vormgeving.

Bijvoorbeeld: als er gevraagd wordt naar een beschrijving van de voorstelling beschrijf je wat je ziet aan verhaal. Je probeert nog niks over kleur, licht, vorm, ruimte en compositie te zeggen (alleen noemen als het echt belangrijk is om je verhaal te ondersteunen).

Slide 12 - Tekstslide

Voorstelling:
Wat is er te zien; welk verhaal zit er in het kunstwerk? 
Eerst ga je kijken of het werk figuratief, geabstraheerd of abstract is. 

Abstracte kunstwerken hebben geen voorstelling. Daarna kijk je naar de SOORT voorstelling (portret, landschap of beeldhouwwerk). Betrek de vraag in je antwoord

Slide 13 - Tekstslide

Vormgeving:

Alle begrippen die je hebt geleerd. Probeer ze op te delen in de categorieën Licht, Ruimte, Ordening, Vorm Lijn en Kleur. Dit maakt het makkelijker om ze teug te halen voor jezelf. Een ander woord voor deze begrippen zijn beeldende aspecten. Begin je antwoord altijd eerst met het beeldende aspect en vervolgens je uitleg inclusief beeldend middel (begrip). In de toets kun je dus de volgende vragen verwachten:

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Noem 2 beeldende aspecten die ervoor zorgen dat dit schilderij een positief karakter heeft’ Painting Summer in New England
Antwoord: 
– Kleur: De felle, warme kleur van het licht en de heldere, blauwe kleur van het water geven het schilderij een zomerse uitstraling.
– Licht: De harde schaduwen die op de vrouwen vallen geven aan dat de zon fel schijnt en dat het dus mooi weer is.

Nu een vraag over de voorstelling van dit schilderij. ‘Geef 2 aspecten van de voorstelling die ervoor zorgen dat dit schilderij een positief karakter heeft.’

Slide 16 - Tekstslide

Antwoord:
– De ontspannen houdingen van de vrouwen geven aan dat ze het naar hun zin hebben.
– De omgeving waar de vrouwen zich in bevinden ziet eruit als een vakantie-oord. Dit kun je zien aan het heldere water, de zon die schijnt en aan de bergen op de achtergrond.


Let er op dat wanneer je een conclusie trekt in je antwoord, dat je deze wel onderbouwt. Leg dus uit waarom jij vindt dat het eruit ziet als een vakantie-oord als je dat aangeeft.

Slide 17 - Tekstslide

Lees de vragen goed.
- Beantwoord vragen over de vormgeving altijd eerst met het beeldende aspect en vervolgens je uitleg.
- Als er staat dat je iets moet uitleggen, moet je dit zo goed mogelijk doen. 
- Je scoort de meeste punten op je uitleg maar maak je antwoorden niet onnodig lang. 
- Geef nooit meer antwoorden dan er gevraagd worden. Wordt er gevraagd naar 3 aspecten van de voorstellingen en geef je er 5, dan tellen alleen de eerste 3.
- Lees de titel, die kan je veel vertellen over het kunstwerk.
- Betrek de vraag in je antwoord!!

Slide 18 - Tekstslide

Beeld aspecten

Slide 19 - Tekstslide

Kunstbeschouwing
Deze is heeeeeeeeeeeel belangrijk.
Deze onderstaande begrippen leer je door te oefenen, oefenen, oefenen.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Aftellen maar...
Vandaag: Voorlopige laatste theorie les

Dinsdag & donderdag: Start Examen

App: Groepje (niet om te stalken maarvoor hulp)

Doel van vandaag:  Alles wat onduidelijk is duidelijk maken

Slide 28 - Tekstslide

syllabus

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Klik op de tekst en ga naar de digitale variant van je begrippen boekje

Slide 35 - Tekstslide

Klik op de tekst en ga naar een pinterest bord waar foto's opstaan van kunstwerken waar je de beeldaspecten op kunt oefenen.

Slide 36 - Tekstslide

Afgietsel
afgietsel . is een kopie van een origineel beeld of ander voorwerp, gemaakt door eerst een afdruk rond het origineel te maken en vervolgens de afdruk te vullen met een vloeistof die uithardt    Voorbeeld: `Afgietsels kunnen van gips gemaakt worden, maar ook van beton, silicon...

Slide 37 - Tekstslide

Assembleren
Samenstellen van alle losse onderdelen tot één geheel

Slide 38 - Tekstslide

Avantgarde
verwijst in het algemeen naar een generatie jonge kunstenaars die met nieuwe vormen experimenteren in de schilderkunst, muziek, literatuur, poëzie, film, theater en moderne dans.

Slide 39 - Tekstslide

Depot
Opstalling van kunstwerken (magazijn)

Slide 40 - Tekstslide

Ensceneren
In scene gezet

Slide 41 - Tekstslide

Grafische technieken

Druktechnieken
Bijv. Linosnede, zeefdruk, bedrukken van kleding, stempels maken, sjablonen gebruiken, enzzzzzz...

Slide 42 - Tekstslide

Regie
De controle/leiding hebben over

Slide 43 - Tekstslide

Fleece

Stof, zacht dekentje bijv, fleece stof

Slide 44 - Tekstslide

Objectief
Lens van een camera

Slide 45 - Tekstslide

Compositie vormen
Het ordenen van beeldelementen

Link naar voorbeelden

Slide 46 - Tekstslide

Optische kleurmenging

Menging van kleuren door zicht/oog.

Monet  of Van Gogh

Rode gele streepje naast elkaar mengt van een afstand in het oog oranje

Slide 47 - Tekstslide

Object trouve
Kunst van gevonden voorwerpen

Slide 48 - Tekstslide

Claire obscur
Een sterk licht donker contrast. Licht valt duidelijk op 1 plaats

Slide 49 - Tekstslide

Doka
DOnkere KAmer

Slide 50 - Tekstslide

Strijklicht
Licht wat van de zijkant op het voorwerp schijnt

Slide 51 - Tekstslide

Linear
Kunstwerk bestaand uit lijnen

Slide 52 - Tekstslide

Plasticiteit
Ruimtesuggestie van een vorm op het platte vlak. 
Vaak door schaduwwerking

Slide 53 - Tekstslide

Maat verhouding

Verschil van grote in een kunstwerk

Slide 54 - Tekstslide

Restvorm
Negatieve vorm, vorm die overblijft na uitsnijding

Slide 55 - Tekstslide

Futuristisch
Kunst/ontwerp dat er uitziet alsof het uit de toekomst komt.

Slide 56 - Tekstslide

wervend

Kunstwerk wat mensen tot actie wil brengen


Werven:politieke partij om leden te werven

Slide 57 - Tekstslide

Mytholgisch
Verhalen en denkbeelden van een bepaalde cultuur

Slide 58 - Tekstslide

Estetisch
Schoonheid van kunst op uiterlijk gericht

Slide 59 - Tekstslide

oevre

Franse woord voor werk.

All het werk van één kunstenaar

Slide 60 - Tekstslide

Elite
Kleine groep in de maatschappij.
Inspirerend, toonaangevend

Slide 61 - Tekstslide

Revolutionair
Belangrijke grote verandering.

Slide 62 - Tekstslide

Tegendraads
Tegen de norm in gaan

Slide 63 - Tekstslide

Maquette
Schaalmodel.
bijv. miniatuur model van een stad

Slide 64 - Tekstslide

Tijdgeest
De manier hoe mensen denken over iets in een bepaalde tijd

Slide 65 - Tekstslide

Garen
Draad om mee te naaien

Slide 66 - Tekstslide

Vezels

Slide 67 - Tekstslide

Ecoline
Gekleurde inkt

Slide 68 - Tekstslide

Gouache
Plakkaat verf.
Schoolverf

Slide 69 - Tekstslide

Engobe poeders

Kleurpoeders om klei mee te kleuren.

Slide 70 - Tekstslide

gemengde garens

Gekleurde draden

Slide 71 - Tekstslide

Jute
Grove textiel van natuurlijke vezels

Slide 72 - Tekstslide

Tricot
T-shirt stof, rekbare stof

Slide 73 - Tekstslide

Tule
Half transparante stof (net structuur) die vaak gebruikt wordt om tutu's van te maken

Slide 74 - Tekstslide

Vilt
Wolle wat dikkere stof

Slide 75 - Tekstslide

modelleren
In model brengen

Slide 76 - Tekstslide

Aquarelleren
Water verf aanbrengen

Slide 77 - Tekstslide

Constructief tekenen

Constructie tekenen

Slide 78 - Tekstslide

Monotype
Een monoprint is een druktechniek waarbij slechts één afdruk kan worden gemaakt. De techniek wordt ook wel monotype of monotypie genoemd. Op een plaat wordt met inkt (of verf) een afbeelding gemaakt. Terwijl de inkt nog nat is, wordt deze afgedrukt op het papier.

Slide 79 - Tekstslide

Pointileren
Pointilleren is het met puntjes tekenen of schilderen; bij tekenen: hoe meer puntjes bij elkaar hoe donkerder; er ontstaan verschillende grijstonen; bij schilderen: de verftoetsen (zie toets (1)) zijn zeer klein, de kleuren worden niet op het palet (1) gemengd maar naast elkaar opgebracht waardoor optische kleurmenging ontstaat; zie ook pointillisme.

Slide 80 - Tekstslide

Ambachtelijk
Op de originele of traditionele manier gemaakt wordt. Bij ambachtelijke producten is elk exemplaar uniek doordat de ambachtsman individuele aandacht schenkt aan het materiaal.

Slide 81 - Tekstslide

Gutsen
Een stempel maken doomiddel van guts mesje

Slide 82 - Tekstslide

Tamponeren
Met een sjabloon een dun laagje verf aanbrengen. Haal je de sjabloon weg dan houd je de vorm over.

Slide 83 - Tekstslide

Insnoeren

Slide 84 - Tekstslide

Appliceren
Los onderdeel aanbrengen 

Slide 85 - Tekstslide

draperen
Stof mooi ophangen

Slide 86 - Tekstslide

Spannen
Strak een doek of touw spannen

Slide 87 - Tekstslide

Spinnen
Vanuit wol een draad spannen

Slide 88 - Tekstslide

twijnen
Hiertoe moet deze verder bewerkt worden, bijvoorbeeld door te twijnen. Twijnen is het om elkaar heen draaien van meerdere enkelvoudige draadjes, door een tegengestelde draaibeweging van de spintol of het spinnewiel.

Slide 89 - Tekstslide

Vilten
Vanuit ruwe wol een massiefe vorm of lap stof maken.

Je kunt ook vormen vilten bij een hoed of een slof

Slide 90 - Tekstslide