Quadraam
Ruimte voor talent

3.3 Wat betaalt de consument?

4 KADER
3.3 Wat levert meer productie op?
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4 KADER
3.3 Wat levert meer productie op?

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling lesdoelen 3.2
  • Hoe bereken je winst of verlies?
  • Wat is de arbeidsproductiviteit en hoe kan die toenemen?
  • Wat is de productiecapaciteit van een bedrijf?

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 3.3
  • Hoe bereken je de verkoopprijs?
  • Hoe bereken je de consumentenprijs?
  • Wat zijn de kosten en opbrengsten van productie voor de samenleving?

Slide 3 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
Er werken veel mensen aan een bepaald product gedurende het productieproces. In een kledingfabriek werken bijvoorbeeld veel naaisters. De ene persoon kan sneller/meer naaien dan een ander en heeft daarom een hogere arbeidsproductiviteit.

= De productie per persoon, in een bepaalde tijd.

Slide 4 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit is afhankelijk van:
  • toepassing moderne technieken;
  • opleidingsniveau van werkende bevolking;
  • arbeidsverdeling en specialisatie;
  • beloning (salaris en eventuele bonus);
  • arbeidsomstandigheden & werksfeer.

Slide 5 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
Productie per persoon in een bepaalde tijd



Slide 6 - Tekstslide

Productiecapaciteit
De productiecapaciteit is hoeveel een bedrijf maximaal kan produceren. Dit is afhankelijk van alle beschikbare kapitaalgoederen en arbeidskrachten.

Slide 7 - Tekstslide

Technologische ontwikkelingen
Technologische ontwikkelingen hebben invloed op de productiecapaciteit. 

Productietechnieken en en machines worden steeds beter, het productieproces wordt steeds kapitaalintensiever.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe beïnvloedt concurrentie de arbeidsproductiviteit?
A
doordat je sneller en beter gaat produceren neemt de arbeidsproductiviteit af
B
doordat je beter wil zijn dan je concurrenten, gaat dat vanzelf
C
doordat je beter wil zijn dan je concurrent blijft de arbeidsproductiviteit gelijk
D
doordat je de concurrentie voor wilt blijven, ga je sneller en beter produceren en neemt de arbeidsproductiviteit toe

Slide 9 - Quizvraag

Als de arbeidsproductiviteit toeneemt, kunnen de productiekosten ...
A
dalen.
B
stijgen.
C
gelijk blijven.
D
verdwijnen.

Slide 10 - Quizvraag

Een bedrijf produceert 30.000 frikadellen. Er werken 25 mensen in de fabriek en 5 op kantoor. Bereken de arbeidsproductiviteit.
A
1.200
B
750
C
1.000
D
6.000

Slide 11 - Quizvraag

Van inkoopprijs tot consumentenprijs

Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs


verkoopprijs + btw

= consumentenprijs

Slide 12 - Tekstslide

Brutowinstmarge
Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs

Brutowinstmarge: het bedrag dat je optelt bij de inkoopprijs om de verkoopprijs te berekenen. Een deel daarvan gaat op aan bedrijfskosten.

Slide 13 - Tekstslide

Consumentenprijs

verkoopprijs + btw = consumentenprijs

100%                + 21% = 121%


De consumentenprijs is de prijs die jij betaalt voor een product in de winkel.

Slide 14 - Tekstslide

De consumentenprijs is de verkoopprijs exclusief btw.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Hoe bereken je de verkoopprijs?

Slide 16 - Open vraag

Aan de slag!

Kader:
Lezen:  blauwe teksten (blz. 82) 
Maken: Kader: Opdr. 28 t/m 30
(blz. 82)



Klaar? 
K: doe even wat voor jezelf

Slide 17 - Tekstslide

0

Slide 18 - Video

Van verkoopprijs naar consumentenprijs
De verkoopprijs van een jas is € 125,00.
De btw is 21%.

De consumentenprijs (wat betaal je in de winkel):
€125,00 : 100 x 21 en dat tel je bij de €125,00 op OF €125,00 : 100 x 121

€ 125,00 : 100 x 21 = € 26,25
€ 125,00 + € 26,25 = € 151,25

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag!

Kader:
Lezen:  blauwe teksten (blz. 83) 
Maken: Kader: Opdr. 31 t/m 32
(blz. 83)



Klaar? 
K: doe even wat voor jezelf

Slide 20 - Tekstslide

Terugrekenen van consumentenprijs naar verkoopprijs
De consumentenprijs van een product is € 159,95.
De btw is 21%.

De verkoopprijs:
€ 159,95 : 121 x 100 = € 132,19

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag!

Kader:
Lezen:  blauwe teksten (blz. 83) 
Maken: Kader: Opdr. 33 t/m 34
(blz. 83)



Klaar? 
K: doe even wat voor jezelf

Slide 22 - Tekstslide

Inclusief BTW
Exclusief BTW

Slide 23 - Tekstslide

Wat is btw?
A
belasting toenemende waarde
B
belasting toegevoegde waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting tegen waarde

Slide 24 - Quizvraag

De prijs is 60 euro exclusief 6% btw.
Bereken de prijs inclusief btw.

Slide 25 - Open vraag

Aan de slag!

Kader:
Lezen:  blauwe teksten (blz. 84) 
Maken: Kader: Opdr. 35
(blz. 84)



Klaar? 
K: doe even wat voor jezelf

Slide 26 - Tekstslide

Produceren heeft gevolgen
Maatschappelijke opbrengsten, denk aan werkgelegenheid en welvaart.

Maatschappelijke kosten, denk aan de gevolgen voor het milieu.


Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag!

Kader:
Lezen:  blauwe teksten (blz. 84) 
Maken: Kader: Opdr. 36 t/m 37
(blz. 84)



Klaar? 
K: doe even wat voor jezelf

Slide 28 - Tekstslide

MVO

Maatschappelijk verantwoord ondernemen
  • bedrijven houden zoveel mogelijk rekening met de gevolgen van de productie voor mens en milieu

Slide 29 - Tekstslide

0

Slide 30 - Video

Waar staat MVO voor?
A
Maatschappelijk Voogdelijk Ondernemen
B
Miniscuul verantwoord overschot
C
Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Slide 31 - Quizvraag

Aan de slag!

Kader:
Lezen:  blauwe teksten (blz. 85) 
Maken: Kader: Opdr. 38 t/m 39
(blz. 85)



Klaar? 
K: doe even wat voor jezelf

Slide 32 - Tekstslide

Lesdoelen 3.3
  • Hoe bereken je de verkoopprijs?
  • Hoe bereken je de consumentenprijs?
  • Wat zijn de kosten en opbrengsten van productie voor de samenleving?

Slide 33 - Tekstslide

Extra uitleg

Slide 34 - Tekstslide

0

Slide 35 - Video

0

Slide 36 - Video

0

Slide 37 - Video

0

Slide 38 - Video

Extra oefening

Slide 39 - Tekstslide

1. Bekijk opdracht 9 t/m 12 op bladzijde 97 van 'Rekenen' en maak diegene die jij lastig vindt.

2. Bekijk opdracht 15 t/m 22 op bladzijde 94  van 'oefenopgaven' en maak diegene die jij lastig vindt.

Slide 40 - Tekstslide

Extra uitdaging

Slide 41 - Tekstslide

Examentraining
Daag jezelf uit en probeer opdracht 6 en 7 op bladzijde 100 + opdracht 13 op bladzijde 101

Slide 42 - Tekstslide

Dhr. McDonalds heeft een hamburgerrestaurant. Elke dag verkoopt hij 2000 hamburgers . De hamburgers koopt hij voor €1.00 in. De verkoopprijs van een hamburger is €1.50. Daarnaast moet hij ook loon betalen en een pand huren, dit kost hem €800,- per dag. Op de hamburgers zit 6% BTW.

Bereken:
1. Omzet 2. Brutowinst 3. Nettoresultaat 4. Consumentenprijs

Slide 43 - Open vraag