Quadraam
Ruimte voor talent

Nederlands Film Festival: VALS

FILM
Een realistische weergave van de werkelijkheid door middel van bewegende beelden
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBurgerschapsonderwijs+6Middelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 3-6

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Introductie

Door deze les maken de leerlingen kennis met filmeducatie en gaan zij dieper in op hoe de filmmaker het verhaal overbrengt. Film creëert een werkelijkheid. De maker zet allerlei middelen in om onze blik te sturen. Wij zien dus wat de filmmaker wil dat wij zien. In hoeverre is de leerling zich hiervan bewust? Wat doen de filmbeelden met de leerling? Deze bewustwording wordt bereikt door onderzoekend leren. Er zijn dus geen goed-fout opdrachten, wel kijkvragen, klassengesprekken en reflectievragen. Synopsis: Het had een gezellig vriendinnenweekend moeten worden voor Kim, Abby, Feline en Pippa, in een huisje in de Ardennen. Maar als een van hen spoorloos verdwijnt en de anderen zijn ingesneeuwd, wordt het eng. Wat weten de meiden van elkaar en hoeveel valsheid kan een vriendschap verdragen?

Instructies

Leerdoelen
  • De leerling leert de verhaalopbouw van de film Vals benoemen.
  • De leerling kent het verschil tussen een verhaal verteld via een boek en via een film.
  • De leerling kan de belangrijkste kenmerken van een thriller omschrijven.
  • De leerling is zich ervan bewust dat de openingssequentie van een film informatie geeft over de (meestal belangrijke) personages en de setting van het verhaal.
  • De leerling leert over elementen (in het bijzonder flash-forward, licht en geluid) die de filmmaker inzet om spanning op te bouwen.
  • De leerling heeft een beeld van de Nederlandse film(industrie) en kan een verschil opnoemen met de Amerikaanse film(industrie).
Werkwijze
  • Van de film Vals (2019, 96 min., Dennis Bots) bekijk je met de klas twee fragmenten. Hierbij worden vragen gesteld over het narratief (op welke manier de inhoud verteld wordt), de filmische vormgeving en de context.
  • Dit lesmateriaal is ontwikkeld ter ondersteuning bij de film Vals. De les kan voorafgaand aan het bekijken van de film worden gehouden.
  • Nadat de klas de hele film heeft gezien, kunnen de vragen nogmaals worden behandeld. Verschillen de antwoorden?
  • Deze opdrachten zijn geschikt voor het voortgezet onderwijs (bovenbouw). De opdrachten kenmerken zich door natuurlijke differentiatie. Dit houdt in dat leerlingen op eigen niveau (onderdelen van) het probleem kunnen oplossen. Bij overleg zal discussie vaak noodzakelijk zijn.
  • Er kan worden gekozen voor verschillende werkvormen: individueel, in groepjes of klassikaal.
  • Deze les duurt in totaal 1 uur en kan naar eigen inzicht uitgebreid worden.
  • Deze les kan geprint worden, inclusief de notities per dia, door op de print knop te drukken rechtsboven in het scherm.
NB Ons advies is om bij deze les niet te werken met 'devices in de klas'. Je kunt dit uitzetten door het vinkje onderin het scherm van de lespresentatie te deactiveren.

Onderdelen in deze les

FILM
Een realistische weergave van de werkelijkheid door middel van bewegende beelden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is jouw lievelingsfilm en/of
wat spreekt jou in het algemeen aan in films?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Film = spelen met feit en fictie
  • Een film bestaat meestal uit herkenbare beelden uit onze werkelijkheid
  • Een film is altijd een weergave van de werkelijkheid van de maker (die heeft namelijk de volgorde en daarmee ook de betekenis van de beelden bepaald) Het hoeft dus niet JOUW werkelijkheid te zijn. 
  • Een verhaal kan behoorlijk feitelijk in beeld gebracht worden Non fictie (documentair/autobiografisch) of  
  • fictief (helemaal verzonnen)


  • Soms kan een fictief verhaal invloed hebben op het echte leven  Je kunt door een verhaal dusdanig beïnvloedt worden dat je dingen anders gaan doen/zien

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 hoofdstromingen na het ontstaan van het medium film
1. films van de gebroeders lumière: het weergeven van de werkelijkheid 

2. films van Georges Méliès: verre van de realiteit
Auguste en Louis Lumière waren Franse zakenlieden en filmpioniers. Met de uitvinding van de cinématographe (1895) 's werelds eerste projectieapparaat, waren zij een van de grondleggers van de films zoals we dat nu kennen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke doelen kan een filmmaker hebben
met zijn/haar film(s) denk je?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Net als in de kunst zijn er veel stromingen binnen de film. 
Een filmmaker kan de (emotie/kennis etc. van de) kijker beïnvloeden. 
Film kan bedoeld zijn als:
  • vermaak (amusement)
  • Maatschappelijk of politiek onderwerp 
  • provocatie, daagt het publiek uit  
  • Autobiografische betekenis van de maker(s) 
  • Roept op tot eigen interpretatie 
  • Morele boodschap (je leert er van) 
  • Algemeen menselijke karakters en relaties staan centraal 
  • Voorstelling roept emoties op
  • commerciële overwegingen 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meest bekende camerashots

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welk perspectief zie je hier en wat is het effect?
A
kikvorsperspectief, je krijgt een goed overzicht
B
vogelvluchtperspectief, personage lijkt kwetsbaar en kleiner
C
vogelvluchtperspectief, personage lijkt groter en dreigender
D
kikvorsperspectief, personage lijkt kwetsbaar en kleiner

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welk shot zie je hier en wat is het effect?
A
mediumshot, je krijgt een goed overzicht van de personages
B
close-up, je ziet emoties goed van dichtbij
C
totaalshot, je krijgt een goed overzicht van personages en de omgeving
D
vogelvluchtperspectief, je hebt een goed overzicht van de hele omgeving

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

A
B
Welke verschillen vallen op in deze twee filmstills?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

close-up, warme kleuren, vogelvluchtperspectief,  naakt en kwetsbaar, onzekerheid draak en vrouw
totaalshot, koele kleuren, meer afstand, centrale compositie, evenwicht en symmetrie, daadkrachtig, draak en vrouw zijn sterk en verbonden
Welke verschillen vallen op in deze twee filmstills?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Opdracht 
Loop alle dia's zelf door. (We beginnen samen)
Beantwoord de vragen op je invulblad.
Geef antwoord in hele zinnen. En leg alles uitgebreid uit!
vb. Wat is de naam van het vriendje dat je ziet? 
Het vriendje heet Casper. En niet; Casper. 
Vb. Wat hoorde je? Antwoord; Ik hoorde een auto, een kat, de wind en buitengeluiden. 
      En dus niet;  auto, kat, wind, buitengeluiden

Let op leestekens en taalgebruik. Het moet een net document worden. 
Lever het document in in het inleverbakje bij CKV

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VALS

Slide 14 - Tekstslide

Introductie

Leerdoelen:
  • De leerling leert de verhaalopbouw van de film Vals benoemen.
  • De leerling kent het verschil tussen een verhaal verteld via een boek en via een film.
  • De leerling kan de belangrijkste kenmerken van een thriller omschrijven.
  • De leerling is zich ervan bewust dat de openingssequentie van een film informatie geeft over de (meestal belangrijke) personages en de setting van het verhaal.
  • De leerling leert over elementen (in het bijzonder flash-forward, licht en geluid) die de filmmaker inzet om spanning op te bouwen.
  • De leerling heeft een beeld van de Nederlandse film(industrie) en kan een verschil opnoemen met de Amerikaanse film(industrie).
Werkwijze:
  • Van de film Vals (2019, 96 min., Dennis Bots) bekijk je met de klas twee fragmenten. Hierbij worden vragen gesteld over het narratief (op welke manier de inhoud verteld wordt), de filmische vormgeving en de context.
  • Dit lesmateriaal is ontwikkeld ter ondersteuning bij de film Vals. De les kan voorafgaand aan het bekijken van de film worden gehouden.
  • Nadat de klas de hele film heeft gezien, kunnen de vragen nogmaals worden behandeld. Verschillen de antwoorden?
  • Deze opdrachten zijn geschikt voor het voortgezet onderwijs (bovenbouw). De opdrachten kenmerken zich door natuurlijke differentiatie. Dit houdt in dat leerlingen op eigen niveau (onderdelen van) het probleem kunnen oplossen. Bij overleg zal discussie vaak noodzakelijk zijn.
  • Er kan worden gekozen voor verschillende werkvormen: individueel, in groepjes of klassikaal.
  • Deze les duurt in totaal 1 uur en kan naar eigen inzicht uitgebreid worden.  
  • Deze les kan geprint worden, inclusief de notities per dia, door op de print knop te drukken rechtsboven in het scherm.
NB Ons advies is om bij deze les niet te werken met 'devices in de klas'. Je kunt dit uitzetten door het vinkje onderin het scherm van de lespresentatie te deactiveren.
Uitleg bij de Slides
In de volgende slide wordt uitgelegd welke symbolen er zijn. Wanneer je een symbool ziet, moet je er op klikken en vervolgens de vraag beantwoorden op je invulblad.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag of opdracht
Extra informatie
Tip
Kijk
Luister

Slide 16 - Tekstslide

Legenda:
Waar staan de iconen voor, hoe werkt deze les? Klik in de volgende dia's op de iconen voor uitleg.
1. Vals is een Nederlandse thriller.
Kijk jij wel eens naar thrillers? Wat is een thriller?

2. Waarom kijk je daar wel of niet naar?
3. Vaak zit er een leeftijdsgrens aan thrillers (Vals is bijvoorbeeld pas geschikt bevonden voor 12 jaar en ouder). Vind je dit terecht? 
4. Kun je een voorbeeld noemen van wat je spannend of eng kunt of zou kunnen vinden aan een film? 
5. Waarom vind je dat spannend of eng?
6. Wat is je engste film ooit?
thriller
Bij een thriller draait het om spanning. De kijker moet op het puntje van zijn of haar stoel zitten. 
Horror films heeft vaak veel schrikeffecten, is vaak bloederig.
7. Sommigen zeggen dat de filmVals horrorelementen bevat. Wat is het verschil tussen een thriller en een horror? Tip kijk bij de info.

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 2: Thriller
Vragen vooraf.

Antwoorden:
- Vraag 1 t/m 6: De antwoorden op deze vragen zijn persoonlijk. Onderzoek met de leerlingen of er overeenkomsten zijn tussen elkaar, of juist verrassende verschillen. Vindt iedereen hetzelfde eng? Houdt iedereen van thrillers?
- Vraag 7: Het label horror wordt geplakt op verhalen waarbij het de bedoeling is de lezer of kijker de stuipen op het lijf te jagen. In een horrorfilm ligt de nadruk dus op het laten schrikken van de kijker. De kijker weet vaak al snel wie de kwaadaardige figuur is en volgt de strijd van het hoofdpersonage tegen de kwade tegenstander. Horrorfilms worden vaak geassocieerd met schrikmomenten en gruwelijke en bloederige scènes. In een thriller ligt de nadruk op het in spanning houden van de kijker. De kijker wil een mysterie ontrafelen. Vaak wordt aan het einde van het verhaal pas onthult wie de slechterik is.

Extra informatie thriller:
Bij een thriller draait het om spanning. De kijker moet op het puntje van zijn of haar stoel zitten. Actie, gevaar en telkens nieuwe cliffhangers, alles moet ervoor zorgen dat je als kijker tot het eind toe in spanning wordt gehouden. Pas dan worden alle geheimen openbaar en leiden alle eerdere aanwijzingen tot de ontknoping van het mysterie.

Fragment 1 >
Je gaat nu kijken naar het openingsshot van de film Vals.
Het fragment stopt vanzelf. Daarna komen er vragen. 
Doet het geluid het niet klik dan even op het geluid symbool rechts onder in de balk. Wanneer je de antwoorden niet weet ga dan terug naar het filmpje en bekijk opnieuw

Slide 18 - Tekstslide

Bekijk fragment 1
Laat de leerlingen met een onbevangen blik naar het eerste fragment kijken.
0

Slide 19 - Video

Fragment 1
8. Wat is het effect van dit openingsshot (het eerste beeld van de film; het hoofd groot in beeld)  op jou? 
9. Waarom denk je dat de filmmaker ervoor gekozen heeft met dit beeld te openen? 
10. Wat weet je al over de film door dit eerste shot? 
Denk aan: 
  • Wat kan de kijker verwachten? 
  • Wie speelt een belangrijke rol in het verhaal? 
  • Waar en in welke tijd speelt het verhaal zich af? 
  •  Wat gaat er gebeuren?
11. Wanneer in het verhaal denk je dat de eerste scène zich afspeelt? (Is het begin van de film ook het begin van het verhaal?) Waarom denk je dat?
flash-forward
Met een flash-forward laat de filmmaker de kijker iets zien wat in de toekomst van het verhaal gebeurt. 

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 3: Openingsshot
Vragen bij een specifiek fragment.

Antwoorden:
- Vraag 1: eigen interpretatie.
- Vraag 2: om de aandacht van de kijker te pakken, om de kijker nieuwsgierig te maken naar het vervolg, om de kijker direct te laten schrikken.
- Vraag 3: Door het schrikmoment in het begin en de muziek wordt er direct al spanning opgebouwd. Je verwacht als kijker een spannende film te gaan zien. Het verhaal gaat zeer waarschijnlijk over Kim, het meisje dat je als eerste in beeld ziet. Het begin van de film speelt zich af in Nederland, in onze tijd. Je weet nog niet wat, maar je weet wel dat er iets gaat gebeuren met Kim.
- Vraag 4: De eerste scène is een flash-forward. De filmmaker laat een gebeurtenis zien die zich pas later in het verhaal afspeelt. Als kijker word je nieuwsgierig gemaakt naar wat er komen gaat.

Extra informatie flash-forward:
Met een flash-forward laat de filmmaker de kijker iets zien wat in de toekomst van het verhaal gebeurt. Hierdoor hou je de aandacht van de kijker vast, omdat deze er achter wilt komen hoe of waarom het gebeurd is.
Je gaat nu naar
fragment 2 kijken >
Je kijkt nu naar het begin van de filmVals. In het begin van de film worden vaak de hoofdpersonages geïntroduceerd.

Slide 21 - Tekstslide

Bekijk Fragment 2
Je kijkt nu naar het begin van de film Vals. In het begin van de film worden vaak de hoofdpersonages geïntroduceerd.
0

Slide 22 - Video

Fragment 2
12. Wie van de vier meiden is denk je de hoofdpersoon? Waarom denk je dit?
Let hierbij op: 
  • Uiterlijkheden (leeftijd, kleding, spraak)
  • Karaktereigenschappen
  • Achtergrond (familie, werk of opleiding)
13. Omschrijf ieder personage uit het fragment. Wat denk je nu al over de personages te weten? Dus wat voor soort types zijn het? 

14. Wat denk je dat de verhoudingen zijn tussen de personages?
15. Hoe heeft de filmmaker ervoor gezorgd dat jij dit denkt? 
hoofdpersoon
De hoofdpersoon is het personage waar de film om draait. Het is de bedoeling dat de kijker met hem of haar meeleeft. De hoofdpersoon maakt vaak een bepaalde ontwikkeling door en heeft altijd een bepaald doel dat hij of zij wil bereiken. 
personages
Acteurs spelen een personage. Acteurs hebben kleding en make-up om op een personage te lijken, maar gebruiken ook hun eigen stem, hun gezicht en lichaam om iemand te spelen. Ieder personage heeft kenmerkende eigenschappen, zowel uiterlijkheden als karaktereigenschappen. 

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 4: Personages
Vragen bij specifiek fragment. 

Antwoorden: 
- Vraag 1: Kim, omdat de film begint met een shot van haar gezicht en je ook in de eerste scène als kijker met haar meekijkt. We zien alleen van Kim haar huis en moeder. Ook Abby, Feline en Pippa kun je als hoofdpersonages zien. De vier meisjes gaan samen een weekendje weg en als kijker ga jij met hen ‘mee’ op vakantie. Casper en de moeder van Kim zijn bijrollen, zij blijven achter in Nederland.
- Vraag 2: Suggesties:
  • Kim: rustig, maakt zich niet bezorgd om het weekendje weg in tegenstelling tot haar moeder
  • Abby: verliefd op Casper, durft een leugentje om bestwil wel aan, lijkt het beste bevriend met Kim
  • Feline: lijkt sportief (sporttas), de rustigere en verstandigere van de vier (checkt of er brood is gekocht)
  • Pippa: energiek, chaotisch (brood vergeten), niet op haar mondje gevallen, feestbeest (drank), roekeloos (rijden), dominant
- Vraag 3 en 4: Kim, Pippa, Abby en Feline zijn vriendinnen. Kim en Abby spreken direct af samen een slaapkamer te delen, waardoor je zou kunnen denken dat zij net iets beter met elkaar bevriend zijn dan met de andere twee. Pippa geeft iedereen een kus, behalve Abby. Abby vliegt zij om de hals. Abby mocht Pippa ook als excuus gebruiken (als zogenaamd logeeradres), waaruit je kunt afleiden dat zij met z’n tweeën ook close zijn.

Extra informatie hoofdpersoon:
De hoofdpersoon is het personage waar de film om draait. Het is de bedoeling dat de kijker met hem of haar meeleeft. De hoofdpersoon maakt vaak een bepaalde ontwikkeling door en heeft altijd een bepaald doel dat hij of zij wil bereiken. 

Extra informatie personages: 
Acteurs spelen een personage. Acteurs hebben kleding en make-up om op een personage te lijken, maar gebruiken ook hun eigen stem, hun gezicht en lichaam om iemand te spelen. Ieder personage heeft kenmerkende eigenschappen, zowel uiterlijkheden als karaktereigenschappen. 
 suspense
geluid
belichting
Spanning wordt ook wel suspense genoemd. Hiermee zorg je dat de kijker geboeid blijft. Suspense is een gevoel dat je bij de kijker wilt creëren. Een belangrijk element van spanning is suggestie. Soms is je eigen verbeelding nog veel angstaanjagender dan de werkelijke gebeurtenis.
Belichting is heel bepalend voor hoe je de film beleeft. Licht bepaalt de sfeer, kan de blik van de kijker sturen en geeft de kijker onder meer informatie over de setting van het verhaal (binnen/buiten, overdag /’s nachts, warm/koud).
Geluiden in een film ondersteunen de beelden. Vaak zorgt geluid voor een bepaalde sfeer. Er zijn drie verschillende soorten geluid: gesproken tekst (dialoog, monoloog, voice-over), omgevingsgeluid en muziek. Sommige geluiden worden tijdens het filmen opgenomen. Dit zijn geluiden die passen bij gebeurtenissen in de film, zoals bijvoorbeeld dialoog of een radio die aan staat. Andere geluiden, zoals muziek, de voice-over en effectgeluiden, worden pas in de montage aan de filmbeelden toegevoegd. 

Slide 24 - Tekstslide

Toelichting filmische elementen:

Extra informatie spanning/suspense:
Spanning wordt ook wel suspense genoemd. Hiermee zorg je dat de kijker geboeid blijft. Suspense is een gevoel dat je bij de kijker wilt creëren. Een belangrijk element van spanning is suggestie. Soms is je eigen verbeelding nog veel angstaanjagender dan de werkelijke gebeurtenis.

Extra informatie belichting:
Belichting is een onderbelicht onderdeel van film, maar heel bepalend voor hoe je de film beleeft. Licht bepaalt de sfeer, kan de blik van de kijker sturen en geeft de kijker onder meer informatie over de setting van het verhaal (binnen/buiten, overdag /’s nachts, warm/koud). 

Extra informatie geluid:
Geluiden in een film ondersteunen de beelden. Vaak zorgt geluid voor een bepaalde sfeer. Er zijn drie verschillende soorten geluid: gesproken tekst (dialoog, monoloog, voice-over), omgevingsgeluid en muziek. Sommige geluiden worden tijdens het filmen opgenomen. Dit zijn geluiden die passen bij gebeurtenissen in de film, zoals bijvoorbeeld dialoog of een radio die aan staat. Andere geluiden, zoals muziek, de voice-over en effectgeluiden, worden pas in de montage aan de filmbeelden toegevoegd. 
Je gaat nu naar
fragment 3 kijken  >
Bekijk het derde fragment. Let op de belichting. 

Slide 25 - Tekstslide

Bekijk fragment 3
Bekijk het derde fragment. Let op de belichting. 
0

Slide 26 - Video

Fragment 3
15. Wat voor gevoel roept dit fragment bij jou op?
18. Wat is jou opgevallen aan de belichting? ( niets, is geen antwoord, er is van alles gebeurt in dit fragment. Kijk het anders nog een keer!)
17. Hoe zet de filmmaker licht in om spanning te creëren? 

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 5: Belichting
Vragen bij specifieke fragmenten.

Antwoorden:
- Vraag 1 en 2: eigen interpretatie.
- Vraag 3: In de winkel en op het toilet is het donker. Eén klein lampje zorgt voor een klein beetje licht en een kapotte tl-buis knippert onheilspellend. Later valt het licht zelfs uit. Doordat er weinig licht wordt gebruikt in deze scène kun jij er als kijker extra veel bij bedenken. Wat is het dat Kim niet kan zien in het donker? Wie of wat komt er zo meteen tevoorschijn in het licht? Donker wordt vaak geassocieerd met angst, omdat je – vooral als je een levendige fantasie hebt- zelf gaat invullen wie of wat zich in het donker verschuilt. Jouw fantasie is vaak enger dan de realiteit.

Extra informatie spanning/suspense
Spanning wordt ook wel suspense genoemd. Hiermee zorg je dat de kijker geboeid blijft. Suspense is een gevoel dat je bij de kijker wilt creëren. Een belangrijk element van spanning is suggestie. Soms is je eigen verbeelding nog veel angstaanjagender dan de werkelijke gebeurtenis.

Extra informatie belichting:
Belichting is een onderbelicht onderdeel van film, maar heel bepalend voor hoe je de film beleeft. Licht bepaalt de sfeer, kan de blik van de kijker sturen en geeft de kijker onder meer informatie over de setting van het verhaal (binnen/buiten, overdag /’s nachts, warm/koud). 

Je gaat nu naar hetzelfde fragment kijken, en luisteren...>
Ook het geluid zorgt voor spanningsopbouw. Bekijk het fragment opnieuw, met je ogen dicht, en let enkel op het geluid.  

Slide 28 - Tekstslide

Fragment 4
Ook het geluid zorgt voor spanningsopbouw. Bekijk het fragment opnieuw, met je ogen dicht, en let enkel op het geluid.  
0

Slide 29 - Video

Fragment 4
19. Welke geluiden hoorde je? Noem er minstens vijf.
20.Wat voor effect hebben deze geluiden op jou als kijker? 
21. Op welke manier kan geluid zorgen voor meer spanningsopbouw?   

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 6: Geluid
Vragen bij specifiek fragment.

Antwoorden:
- Vraag 1: een rijdende en afremmende auto, een autodeur die open wordt gedaan, voetstappen, dialoog, het slaan tegen een deur, het pakken van de benzineslang, een ritselend gordijn, bladeren door een boekje, dialoog op de achtergrond, een knipperende tl-buis, muziek, een broekrits, een dichtslaande deur, een lichtknop, het aansteken van een sigaret, voetstappen, het aanspringen van een tl-buis, het doorspoelen van de wc…
- Vraag 2: eigen interpretatie.
- Vraag 3: Geluid is belangrijk voor de sfeer van een scène. Geluiden, zoals de voetstappen in het laatste fragment, de paniekerige stem en versnelde ademhaling van Kim, kunnen een scène nog spannender maken. Mede door deze geluiden weet jij dat er iets mis is. Ook door de spannende muziek weet jij als kijker direct dat er iets niet klopt of iets gaat gebeuren.

Extra informatie geluid: 
Geluiden in een film ondersteunen de beelden. Vaak zorgt geluid voor een bepaalde sfeer. Er zijn drie verschillende soorten geluid: gesproken tekst (dialoog, monoloog, voice-over), omgevingsgeluid en muziek. Sommige geluiden worden tijdens het filmen opgenomen. Dit zijn geluiden die passen bij gebeurtenissen in de film, zoals bijvoorbeeld dialoog of een radio die aan staat. Andere geluiden, zoals muziek, de voice-over en effectgeluiden, worden pas in de montage aan de filmbeelden toegevoegd. 
Helaaaass
We gaan niet de hele film kijken. Hij is te huur en te koop en misschien wel ergens ... te downloaden. 
Maar hier een indruk hoe het verder gaat.....

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Deze film is geselecteerd voor het educatieprogramma van het Nederlands Film Festival. Klik hier voor meer informatie.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies