4.5 Verhoudingstabellen

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Welkom

Paragraaf 4.5 Verhoudingstabellen

Leg bladzijde 198 voor je open!

Wat gaan we doen...?

•  Instructie:
  

        -   Herhalen afronden in de praktijk (4.4)

        -   Nieuw: verhoudingstabellen (4.5)

• Huiswerk maken

Dit hoofdstuk nodig: rekenmachine

Voorkennis

Wat weet je al?

Afronden op een 2 decimalen betekent dat ik een antwoord met:

1. 2 cijfers achter de komma krijg.
2. een geheel getal krijg.
3. 4 cijfers achter de komma krijg.
4. een deelstreep krijg.

Hoeveel decimalen heeft het getal 13,94822?

Rond af op twee decimalen:
4,5749

1. 4,57
2. 4,56
3. 4,55
4. 4,60

Afronden

Afronden in de praktijk

Afronden in de praktijk

Lesdoelen 4.5

• Je kunt met een verhoudingstabel rekenen
• Je kunt uitleggen of een tabel een verhoudingstabel is

Verhoudingstabellen

• Ranja maak je van water en siroop
• Voor een lekkere smaak moet je zorgen voor de juiste verhouding. Dat zie je in de verhoudingstabel.

Verhoudingstabellen

• In een verhoudingstabel kun je:

• Boven en onder met hetzelfde getal vermenigvuldigen
• Boven en onder door hetzelfde getal delen

Verhoudingstabellen

Het aantal delen siroop en het aantal delen water is:

• 1 staat tot 7
• 3 staat tot 21
• 10 staat tot 70
• 100 staat tot 700
• 50 staat tot 350

Verhoudingstabellen

De verhouding tussen siroop en water is 1 staat tot 7.

Dit schrijf je als 1 : 7

De getallen bij verhoudingen maak je zo klein mogelijk. 

Voorbeeldopgave

1. Vul de verhoudingstabel verder in. Je mag bogen bij de tabel zetten.

Voorbeeldopgave uitwerking

    2.  Wat is de verhouding tussen het aantal kratten en het       

          aantal flessen?

• Kijk wat er onder 1 staat.
• De verhouding is 1 : 9      (spreek uit als 1 staat tot 9)

Je kan het!

Even oefenen

x2

krat	1	2	6
bidons	8			56

Hoeveel bidons zijn dat?  

x3

x 2

16

48

Is dit een verhoudingstabel?

1. waar
2. niet waar

Is dit een verhoudingstabel?

2	6	20
5	9	50

1. waar
2. niet waar

Bas mengt ranja in de verhouding 1:5 (siroop:water).
In zijn glas doet hij 2 delen siroop.

Hoeveel delen water moet hij er bij doen?

1. 5
2. 6
3. 8
4. 10

Aan de slag met 4.5

Maken 

opdr. 78, 79, 80, 81, 82, 85, 86, 87, 88 

blz 198.

Werk zelfstandig of met iemand samen (fluistertoon)

Kijk je werk ook even na.

Tot ziens iedereen