In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
De ontkenning in het Frans
Slide 1 - Tekstslide
La négation
Objectif:
- zinnen ontkennend maken in het Frans
- ontkennend antwoord geven op de vragen
Slide 2 - Tekstslide
Wat heb je nodig?
- alle vormen van de ontkenning
- de plaats van de ontkenning in de zin
- de juiste werkswoordsvormen gebruiken
avoir
être
aller
faire
les verbes en ER
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Wat hoort er NIET bij?
A
je suis
B
tu as
C
nous sommes
D
il est
Slide 5 - Quizvraag
Wat hoort er NIET bij?
A
vous allez
B
ils vont
C
nous avons
D
tu vas
Slide 6 - Quizvraag
Wat hoort er NIET bij?
A
Marc fait
B
nous avons fait
C
on a fait
D
j'ai fait
Slide 7 - Quizvraag
Ontdek de fout.
A
ils regardent
B
tu regardes
C
vous regardez
D
on regardé
Slide 8 - Quizvraag
Ontdek de fout!
A
je vais
B
tu fais
C
nous allons
D
vous êtez
Slide 9 - Quizvraag
Ontdek de fout!
A
il a
B
elles ons
C
vous êtes
D
tu es
Slide 10 - Quizvraag
Ontdek de fout!
A
ils ont
B
elles vont
C
je vais
D
tu va
Slide 11 - Quizvraag
Ontdek de fout!
A
vous êtes
B
vous allez
C
vous faitez
D
vous regardez
Slide 12 - Quizvraag
Hoe ging deze oefening? les verbes: avoir, être, aller, faire, ww-er
Goed
Matig
Slecht
Slide 13 - Poll
De ontkenning in het Frans
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Waar komt het te staan in de zin?
Het woordje ne komt voor de persoonsvorm in de zin.
En het woordje pas erna.
Je nesuispas en forme.
Tu n'aspas aimé le film?
Nous n'allonspasvisiter le musée.
Slide 16 - Tekstslide
Maak ontkennend met ne.... pas : Nous cherchons les cadeaux.
ne
pas
cadeaux
nous
les
cherchons
Slide 17 - Sleepvraag
Maak ontkennend: Je cherche la piscine.
Slide 18 - Open vraag
Maak ontkennend: Vous allez voir le film.
Slide 19 - Open vraag
Maak ontkennend: C'est super.
Slide 20 - Open vraag
Maak ontkennend: Justin a fait ses devoirs.
Slide 21 - Open vraag
Hoe ging de tweede oefening? Ik kan zinnen ontkennend maken met "ne ... pas"
Goed
Matig
Slecht
Slide 22 - Poll
ne ... pas, ce n'est pas tout!
Er zijn nog andere ontkenningen
Slide 23 - Tekstslide
Nooit
Niets
Niet meer
Niet/geen
Nog niet
ne...pas
ne...jamais
ne....plus
ne....rien
ne...pas encore
Slide 24 - Sleepvraag
Maak ontkennend: Je vais chez le docteur. (niet meer)
Slide 25 - Open vraag
Maak ontkennend: Tu as mangé la pomme. (nog niet)
Slide 26 - Open vraag
Enkele Handige Tegenstellingen
Slide 27 - Tekstslide
Exemples
1. Tu es souvent malade. (nooit)
Non, je ne suis jamais malade. souvent
2. Vous voulez quelque chose? (niets)
Non, nous ne voulons rien. quelque chose
3. Tu as déjà vu le film?
Non, je n'ai pas encore vu le film. déjà
Slide 28 - Tekstslide
Na een ontkenning
Na een ontkenning veranderen un, une, des in de of d' (voor een klinker of stomme h).
Tu as un chien?
Non, je n'ai pas de chien. un
Il y a des olives?
Non, il n' y a pas d'olives. des
Slide 29 - Tekstslide
Welke van de onderstaande ontkenning is NIET correct.
A
Je n'ai pas mangé aujourd'hui
B
Elle n'a fait jamais du sport.
C
Chloé n'est pas contente.
D
Nous n'avons pas regardé la télé.
Slide 30 - Quizvraag
Maak ontkennend: Il y a encore des problèmes. (encore = nog)
A
Il n'y a rien de problèmes.
B
Il y n'a plus de problèmes.
C
Il n'y a plus de problèmes.
D
Il n'y a plus encore de problèmes.
Slide 31 - Quizvraag
Réponds à la question. Maak de zin af. Vous êtes souvent malades? (nooit) Non, nous
Slide 32 - Open vraag
Réponds à la question. Maak de zin af. Tu as mangé quelque chose? (niets) Non, je ...
Slide 33 - Open vraag
Réponds à la question. Maak de zin af. Elle fait encore du sport? (niet meer) Non, elle ...
Slide 34 - Open vraag
Réponds à la question. Maak de zin af. Tu vas visiter la ville? (nog niet) Non, ....
Slide 35 - Open vraag
Hoe ging de laatste oefening? Ik ken andere ontkenningen. Ik kan een ontkennend antwoord geven op de vraag.
Goed
Matig
Slecht
Slide 36 - Poll
Wat heb jij vandaag geleerd?
Wat gaat goed?
Wat kan er beter?
Waar ga jij aan werken?
Slide 37 - Tekstslide
Differentiatie naar instructie
De fase van de les waarin je uitleg geeft, is zeer geschikt om differentiatie toe te passen. Het komt erop neer dat niet iedereen dezelfde (lengte van) uitleg krijgt. Er zijn immers altijd leerlingen die minder behoefte hebben aan jouw uitleg en tegelijkertijd zijn er natuurlijk ook leerlingen die juist meer uitleg behoeven.
Het is mogelijk om jouw klas op te delen in bijvoorbeeld twee of drie groepen. Waarbij groep 1 direct zelfstandig aan het werk kan, groep 2 de reguliere uitleg krijgt en groep 3 naast de reguliere uitleg nog een verlengde instructie krijgt.
Slide 38 - Tekstslide
Differentiatie naar tempo/ tijd
Leerlingen hebben een verschillend leertempo. Het is daarom goed om in te spelen op de hoeveelheid tijd die leerlingen nodig hebben voor het verwerken van de lesstof. Binnen de les kan dat bijvoorbeeld door niet iedereen dezelfde hoeveelheid opdrachten te laten maken.
Daarom is het met LessonUp mogelijk om extra oefenmateriaal klaar te zetten voor bepaalde leerlingen met behulp van het kleurenpalet. Leerlingen zien in hun app jouw kleurenpalet, betekenis en de kleur per lesonderdeel. Zo weten zij waar ze aan kunnen werken.
Slide 39 - Tekstslide
Differentiatie
naar doel
Het is essentieel om de leerdoelen van een les te benoemen. De formulering van leerdoelen kun je gedifferentieerd aanbieden. Dit kan door per niveau of binnen een niveau specifieke leerdoelen te formuleren.
Een goede optie is om gebruik te maken van kleurcodes:
Groen: Je begrijpt…
Blauw: Je kunt uitleggen…
Rood: Je kunt een ander voorbeeld...
De kleurcodes corresponderen dan met de kleurcodes zoals ze in LessonUp worden aangeboden via de knop Differentiatie en het icoon aan de rechterzijde van de miniaturen van de lesonderdelen.