In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets Nask2 M3
H1
Slide 1 - Tekstslide
Leg uit wat het verschil is tussen natuurkunde, biologie en scheikunde?
Slide 2 - Open vraag
a. Leg uit of het bakken van een ei een chemische reactie is? b. Aan welke reactieverschijnselen kan je zien dat er een chemische reactie heeft plaats gevonden?
Slide 3 - Open vraag
Wat betekenen de volgende gevarenpictogrammen?
Slide 4 - Open vraag
Water en 7-up zijn beide kleurloze, heldere vloeistoffen. Leg uit hoe je aan de hand van twee stofeigenschappen kunt herkennen welke vloeistof water is en welke 7-up, zonder ervan te drinken!.
Slide 5 - Open vraag
Het deeltjesmodel ook wel molecuultheorie genoemd is een vereenvoudigde voorstelling van hoe stoffen “in elkaar zitten”. Noem 4 punten van het deeltjesmodel.
Slide 6 - Open vraag
Wat voor soort mengsel zien we hiernaast op de afbeelding?
A
rook
B
mist
C
emulsie
D
suspensie
Slide 7 - Quizvraag
Geef alle 6 de faseovergangen weer?
Slide 8 - Open vraag
a. Leg wat het verschil is uit tussen een oplossing, suspensie en een emulsie? b. Wat hebben ze allemaal gemeenschappelijk?
Slide 9 - Open vraag
Een oplossing kun je het beste scheiden door?
A
Verdampen
B
Adsorberen
C
Extraheren
D
Bezinken
Slide 10 - Quizvraag
Wat kan je vertellen over deze grafiek?
Slide 11 - Open vraag
Wat stelt deze grafiek voor?
Slide 12 - Open vraag
a. Leg uit waarvoor een emulgator gebruikt wordt. b. Uit welke onderdelen bestaat een emulgator? c. Wat bedoelen we met de woorden hydrofiel en hydrofoob?
Slide 13 - Open vraag
Wat verstaan we onder een chemische reactie.
Slide 14 - Open vraag
In bepaalde gistcellen vindt een chemische reactie plaats waarbij melk wordt omgezet in het gas koolstofdioxide en karnemelk. Geef hiervan het juiste reactieschema (met toestandsaanduidingen).
Slide 15 - Open vraag
Er ontstaat mist als de gassen zuurstof en waterstof met elkaar reageren. Geef hiervan het juiste reactieschema (met toestandsaanduidingen).
Slide 16 - Open vraag
Een oplosmiddel is nodig om?:
A
Vaste stoffen met elkaar te mengen.
B
Stoffen in op te lossen
C
Ervoor te zorgen dat stoffen snel bezinken
D
Olie en water gemengd te houden.
Slide 17 - Quizvraag
Hoe komt het dat stoffen in een mengsel met verschillende kookpunten gescheiden kunnen worden? leg dit uit!
Slide 18 - Open vraag
Aluminiumoxide en Chroom ontstaan bij de ontleding van ammoniumdichromaat. Het juiste reactieschema hiervan is?:
A
Aluminiumdichromaat (s) → Aluminiumoxide (s) + chroom (g)
B
Aluminiumoxide (s) → Aluminiumdichromaat (s) + chroom (g)
C
Aluminiumdichromaat (s) + zuurstof (g) → aluminiumoxide (s) + chroom(g)
D
Aluminiumoxide (s) + chroom (g)→ Aluminiumdichromaat (s)