Mens en maatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
In deze les zitten 58 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.
Onderdelen in deze les
Thema 8: Samenleven
Blok 1 Les 1: Frankrijk
Slide 1 - Tekstslide
Agenda invullen
Lezen: Blz 12 t/m blz 27 Maken 1 t/m 6 + 9, t/m 12 CD + 13 t/m 23
Leren: Kennen en kunnen + begrippen
Slide 2 - Tekstslide
1. Wat gaan we doen deze les?
Blok 1 Wat weet je al?
Uitleg: Alle macht aan de koning + nieuwe ideeën
Filmpje
Teksten lezen met de klas
Zelfstandig werken
Samen werken
Slide 3 - Tekstslide
Kennen en kunnen Blok 1
Je kan uitleggen wat absolutisme is.
Je kan een beschrijving geven van de standenmaatschappij is en de rechten en plichten van de drie standen beschrijven
Je kan een beschrijving geven hoe het denken over vrijheid veranderde in de 18e eeuw.
Slide 4 - Tekstslide
Hoeveel denk je al te weten van de Franse Revolutie?
A
Echt bijna alles
B
Best wel wat
C
Best wel weinig
D
De Franse wat?!
Slide 5 - Quizvraag
De Franse Revolutie
Slide 6 - Woordweb
Een paar hoofdrolspelers...
Guillotine
Lodewijk XIV
Napoleon Bonaparte
Slide 7 - Sleepvraag
Ancien Régime
Ancien Régime is de periode vóór de Franse revolutie
In Frankrijk had koning Louis Quinze alle macht. De Franse samenleving was verdeeld in standen.
Slide 8 - Tekstslide
L'État, c'est Moi
De wil van de koning was wet. Dit noem je absolutisme.
Lodewijk XIV was een Franse koning met absolute macht (1638-1715).
Deze macht is hem door god gegeven: droit divin of devine right (= goddelijk recht)
Zo hoefde dus niemand aan wil en wijsheid van de koning te twijfelen...
Slide 9 - Tekstslide
Lodewijk XIV
Lodewijk streefde naar centralisatie => hij wilde het land besturen vanuit één punt. Hij duldde van niemand tegen- of inspraak.
Hij vertrouwde de edelen niet en die 'verzamelde' hij in het Paleis van Versailles....
Slide 10 - Tekstslide
Het paleis van Versailles
Lodewijk XIV woonde met duizenden edelen en bedienden in Versailles. De koning hield de edelen dichtbij en vermaakte ze goed zodat ze niet in opstand zouden komen.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
De standenmaatschappij
Sinds de middeleeuwen was de Franse samenleving verdeeld in drie standen: 'bidders, strijders en werkers'
Geestelijken, edelen en boeren
Over deze verdeling werd niet getwijfeld: God had dit zo bepaald.
Slide 13 - Tekstslide
De Eerste stand
De geestelijkheid => de mensen van de kerk.
Taak: zorgen dat God tevreden is.
Zij hadden voorrechten of privileges :
De kerk was grootgrondbezitter, bezat veel land.
De geestelijken mocht het Franse volk belasting laten betalen en hoefde zelf geen belasting te betalen.
Slide 14 - Tekstslide
De Tweede Stand
Taken => Beschermen, besturen en recht spreken van de Eerste en Derde stand
Privileges:
De adel bezat een groot gedeelte van Frankrijk
Zij mochten recht spreken, besturen en belasting heffen.
Ze hoefden zelf geen belasting te betalen
Slide 15 - Tekstslide
De
Derde stand
De boeren en de burgers.
Taak: Bidden & werken
Arme boeren en werklieden.
Rijke burgerij (de bourgeoisie) Dit waren handelaren, bankiers, advocaten etc. => Mensen die veel belasting betaalden maar NIETS te zeggen hadden
Slide 16 - Tekstslide
Samen lezen
We lezen klassikaal:
Alle macht aan de koning (blz. 12) +
Nieuwe ideeën (blz. 15)
Slide 17 - Tekstslide
Aan de slag!
Lezen: Blz 12 t/m blz 27
Maken 1 t/m 6 + 9, t/m 12 CD + 13 t/m 23
Leren: Kennen en kunnen + begrippen
timer
15:00
Slide 18 - Tekstslide
2. Wat gaan we doen deze les?
Even herhalen
Uitleg Revolutie!
Teksten doornemen
Zelfstandig werken
Histoclip Franse Revolutie
Samen werken
Slide 19 - Tekstslide
Kennen en kunnen Blok 1
Je kan een beschrijving geven hoe het denken over vrijheid veranderde in de 18e eeuw.
Je kan drie gevolgen van de Franse Revolutie noemen
Je kan uitleggen wat mensenrechten zijn en daar ook voorbeelden van noemen
Je kan drie vernieuwingen noemen die Napoleon heeft ingevoerd.
Je kan twee overeenkomsten en twee verschillen noemen tussen Lodewijk XIV en Napoleon
Slide 20 - Tekstslide
Het besturen van het land vanuit één punt. Welke vraag past bij dit antwoord?
A
Wat is absolutisme?
B
Wat is centralisatie?
C
Wie is Lodewijk XIV?
D
Wat is democratie
Slide 21 - Quizvraag
Lodewijk XIV is een absoluut vorst. Wat is een absoluut vorst?
A
Een koning met een centraal bestuur
B
Een vorst die alles zelf betaald.
C
Een vorst die door God op de troon is gezet en zijn macht met God deelt.
D
Een koning die alleen heerst. Die macht heeft hij van God gekregen.heeft.
Slide 22 - Quizvraag
Uit welke drie standen bestond de middeleeuwse standensamenleving?
A
Boeren, ridders en horigen
B
Geestelijken, boeren en ambachtslieden
C
Edelen, boeren en horigen
D
Boeren/burgers, geestelijken en edelen.
Slide 23 - Quizvraag
Sleep de kenmerken naar de juiste standen
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand
De geestelijken
De adel
De boeren
Moest vechten
Moest werken
Moest bidden
Slide 24 - Sleepvraag
Nieuwe ideeën
De Verlichting is een verandering in het denken over wetenschap en politiek.
Belangrijke nieuwe gedachtes waren:
de kracht van het verstand (de rede)
de mens is van nature gelijk en vrij
Bedenk samen:
Waarom botst "de kracht van de rede' met de rol van de kerk?
Waarom botst het idee dat mensen gelijk zijn met de standenmaatschappij?
Slide 25 - Tekstslide
Trias Politica
Verlichte denkers hadden kritiek op het absolutisme.
Volgens verlichte denkers was het niet goed dat één persoon alle macht had.
De Franse denker Montesquieu bedacht daarom de trias politica, de leer van de drie staatsmachten:
wetgevende macht door het volk => parlcement
uitvoerende macht => regering
rechterlijke macht=> onafhankelijke rechters
Slide 26 - Tekstslide
Trias Politica
Parlement
ministers
rechters
Slide 27 - Tekstslide
Weg met de koning!
Terwijl Frankrijk bijna failliet was , wilde Lodewijk XVI toch weer de belasting verhogen. Hiervoor had hij toestemming van de drie standen nodig.
Voorwaarde van de (rijke)burgers -> ze eisten meer inspraak.
Koning ging niet akkoord. Burgers waren boos en verlieten de vergadering.
Juli 1789: Parijzenaren hebben honger! --> Rellenen en chaos breken uit!
Woedende burgers bestormen op 14 juli 1789 de Koninklijke gevangenis de Bastille. De revolutie is begonnen..
Leidde de Franse Revolutie tot meer vrijheid?
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Video
Samen lezen
We lezen Revolutie! (blz 18)
Slide 30 - Tekstslide
Aan de slag!
Lezen: Blz 12 t/m blz 27
Maken 1 t/m 6 + 9, t/m 12 CD + 13 t/m 23
Leren: Kennen en kunnen + begrippen
We kijken straks de Histoclip de Franse Revolutie
timer
15:00
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
Samen aan de slag
Lezen: Blz 12 t/m blz 27
Maken 1 t/m 6 + 9, t/m 12 CD + 13 t/m 23
Leren: Kennen en kunnen + begripp en
Keuze: Kijken uitlegfilmpjes Franse revolutie
Beelden uit Games@School
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Video
Slide 35 - Video
Slide 36 - Video
3. Wat gaan we doen deze les?
Gevolgen Franse Revolutie
Keizer Napoleon
Filmpje
Samen werken
Leerdoelenquiz
Slide 37 - Tekstslide
Kennen en kunnen Blok 1
Je kan drie gevolgen van de Franse Revolutie noemen
Je kan uitleggen wat mensenrechten zijn en daar ook voorbeelden van noemen
Je kan drie vernieuwingen noemen die Napoleon heeft ingevoerd.
Je kan twee overeenkomsten en twee verschillen noemen tussen Lodewijk XIV en Napoleon
Slide 38 - Tekstslide
Gevolgen Franse Revolutie - korte termijn
In de chaos en rellen nemen de burgers de regering over en voeren veranderingen op het gebied van mensenrechten:
De standenmaatschappij wordt afgeschaft
Er wordt een grondwet gemaakt.
Er komt democratie.
Er breekt een gewelddadige periode aan in Frankrijk => De Terreur
Slide 39 - Tekstslide
Revolutie in Nederland
In 1795 valt Frankrijk Nederland binnen. Ook hier is een roep om revolutie...
Wat gebeurde er Nederland:
Regering werd verjaagd
Er kwam een grondwet
Afschaffing standen
Slide 40 - Tekstslide
Mensenrechten nu
Mensenrechten = rechten die ieder mens zou moeten hebben.
Belangrijkste mensenrechten:
recht op vrijheid
recht op veiligheid
recht op bezit
recht op eigen godsdienst
recht op eigen mening
recht op onderwijs
1948 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
Slide 41 - Tekstslide
Napoleon Bonaparte
In 1799 pleegt Napoleon een staatsgreep.
Geboren op het eiland Corsica.
Hij was afkomstig uit de derde stand (zijn vader was advocaat)
Hij ging op zijn 15e naar een militaire academie
Napoleon wil een groot Frankrijk en startte diverse oorlogen . Hij helpt anderen die de ideeën van de Franse Revolutie steunen.
Slide 42 - Tekstslide
Napoleon kroont zichzelf keizer (1804)
1799: Napoleon aan de macht in Frankrijk => Hij veroverde een groot deel van Europa.
In 1804 kroont hij zichzelf tot keizer
Napoleon zorgde ervoor dat de landen binnen zijn rijk goed georganiseerd werden. --> wetboek: Code Napoleon
Na 15 jaar revolutie lijkt Frankrijk terug bij af: Er is weer één man de baas.
In 1815 werd Napoleon verslagen => De Fransen trokken zich terug uit Nederland.
Slide 43 - Tekstslide
Samen lezen
Keizer Napoleon (blz 23)
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Video
Aan de slag!
Lezen: Blz 12 t/m blz 27
Maken 1 t/m 6 + 9, t/m 12 CD + 13 t/m 23
Leren: Kennen en kunnen + begrippen
Na 15 minuten gaan we de leerdoelenquiz doen!
Keuze: Oefenen met Quizlet!
timer
15:00
Slide 46 - Tekstslide
https:
Slide 47 - Link
Noem twee overeenkomsten en
twee verschillen tussen Lodewijk XIV en Napoleon
Slide 48 - Open vraag
Welke stand had als taak belasting betalen en werken
A
De eerste stand
B
De tweede stand
C
De derde stand
D
De eerste en tweede stand.
Slide 49 - Quizvraag
Besturen Recht spreken & Beschermen
A
Taken van de Eerste stand
B
Taken van de Tweede stand
C
Taken van de Derde stand
D
Leuk om te doen!
Slide 50 - Quizvraag
Verlichte denkers gingen uit van twee belangrijke ideeën. Welke ideeën zijn dit?
A
-Licht moet niet te fel zijn
-Gebruik vooral spaarlampen
B
-Alle mensen hebben verstand
-Iedereen is hetzelfde
C
-De koning is God
-De boeren betalen belasting.
D
-Men gaat uit van de rede
-Mensen zijn van nature vrij en gelijk
Slide 51 - Quizvraag
Welke begrip hoort bij deze afbeelding?
A
Democratie
B
Trias Politica
C
Montesquieu
D
Scheiding der machten
Slide 52 - Quizvraag
Wat is een monarchie?
A
Een monarchie is een land zonder koning
B
Een monarchie is een land met een koning of keizer.
C
Een monarchie is een land met een grondwet.
D
Een monarchie is een land met een erfelijk troonopvolger.
Slide 53 - Quizvraag
Wat zijn gevolgen van de Franse Revolutie A. Boeren gaan Frankrijk besturen B. De adel grijpt de macht C. Franse burgers worden even rijk D. Gelijke rechten voor alle burgers E. Het koningschap wordt afgeschaft
Slide 54 - Open vraag
Wat is een constitutionele monarchie?
A
Een land zonder koning
B
Een democratie met een parlement
C
Een koninkrijk met een grondwet
D
Een koninkrijk zonder grondwet.
Slide 55 - Quizvraag
Welke verandering vond niet plaats tijdens het bestuur van Napoleon?
A
Invoering dienstplicht
B
Opstellen van een burgerlijk wetboek en achternamen (code civil)
C
Invoering van metriek stelsel (meters, liters, kilo's)