Quadraam
Ruimte voor talent

KB 6 Je groene omgeving

MK 4.1 Prikkels en gedrag
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

MK 4.1 Prikkels en gedrag

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Proefwerk hoofdstuk 6
Je groene omgeving
in de toetsweek
do 22 t/m wo 28 juni 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen blz. 161 +  163
H6

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H6
Begrippen blz. 161 t/m 163

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.1 Naast de deur

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 6.1 Naast de deur:

  • Je leert dat je organismen indeelt in vier groepen en hoe je de naam van een plant of dier kunt opzoeken.
  • Je leert dat elke soort een
     eigen leefomgeving heeft.


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leefomgeving = het leefgebied van een organisme

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Levende invloeden
Niet-levende invloeden

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door te kijken naar de kenmerken kan je via een determinatietabel of zoekkaart een organisme determineren. Dan weet je welk organisme het is.
Zie ook 1.2
Je omgeving ontdekken.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je de naam van een organisme?
Om achter de naam van een organisme te komen moet je op kenmerken letten. 

Organismen zijn ingedeeld in groepen met gemeenschappeijke kenmerken. Bijvoorbeeld gewervelde en ongewervelde dieren. 



1.2 Je omgeving ontdekken: onderdeel determineren.
Om achter de naam van een organisme te komen moet je op kenmerken letten. Organismen zijn ingedeeld in groepen met gemeenschappelijke kenmerken.

Het opzoeken van een naam van een organisme noemen we determineren.
 
Met behulp van een zoekkaart of determineertabel zoek je de naam op.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door te kijken naar de kenmerken kan je via een determinatietabel of zoekkaart een organisme determineren. Dan weet je welk organisme het is.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak- en leerwerk 6.1 Naast de deur:

Leren: 6.1 = blz. 105 t/m 118
Maken: opdrachten 6.1 = blz. 105 t/m 118
               Verplicht: 2, 5, 8, 10, 12, 14, 15, 17
               Zelf samenvatten (& test jezelf)
Zorg dat de verplichte opdrachten voor de volgende les gemaakt zijn.

Lees voor de volgende les paragraaf 6.2 goed door.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.2 Biotoop onder de loep

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 6.2 Biotoop onder de loep:

  • Je kunt uitleggen hoe planten  
en dieren leven in een gebied.
  • Je kunt uitleggen hoe  
omstandigheden in een bepaald 
gebied kunnen verschillen.
  • Je kunt uitleggen hoe een
gebied natuurlijker wordt.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ieder dier heeft zijn eigen ideale plek waar hij leeft. 
Voor de een is dat de top van de boom, voor de ander de strooisellaag eronder. Weer een ander leeft liever 
in het water en sommige leven vooral in de lucht
Dit geldt ook voor planten, sommige leven graag in het bos, andere in het water.
Organismen willen soms op dezelfde plek leven, 
dan zijn ze elkaars concurrenten.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Verschillende biotopen met verschillende abiotische factoren.

Slide 17 - Tekstslide

Meer vogels in je tuin door ...
Tuinen van Paleis het loo
Tuinen zijn straks onderhouden, 
weinig verschillende dieren.
Landgoed Mariëndaal met hofvijver.
Hier leven veel verschillende dieren.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak- en leerwerk 6.2 Biotoop onder de loep:

Leren: 6.2 = blz. 105 t/m 122
Maken: opdrachten 6.2 = blz. 116 t/m 122
               Verplicht: 3, 5, 7, 10, 12, 15
Zorg dat de verplichte opdrachten voor de volgende les gemaakt zijn.

Lees voor de volgende les paragraaf 6.3 goed door.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.3 Eten of gegeten worden

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 6.3 Eten of gegeten worden:

  • Je kunt uitleggen hoe planten aan voedsel komen.
  • Je kunt dieren indelen in groepen naar wat ze eten.
  • Je kunt voedselrelaties noteren in een voedselketen en in een voedselweb.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Fotosynthese

Water + koolstofdioxide
 + energie uit zonlicht
 => 
zuurstof + glucose

In de bladgroenkorrels van een plant.
Als er zonlicht is.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planteneters                    Alleseters                       Vleeseters

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Link

Deze slide heeft geen instructies

3

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

01:17
Welk organisme moet voor de pijl?


A
Het organisme wat eet
B
Er zijn geen pijlen
C
Het organisme wat gegeten wordt
D
Het maakt niet uit

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:44
Waar wijst de pijl heen?
Ezelsbruggetje
om makkelijker te onthouden.
A
Bek
B
Lijf
C
Poten/vleugels
D
Staart

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:53
Waarmee maken planten voedsel?
A
dat kopen ze op de plantenmarkt
B
glucose
C
zonlicht
D
zuurstof

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies

1e schakel
2e
2e
2e
1e schakel
2e
2e
3e
3e
2e
3e
3e
3e
4e
4e
4e
5e
6e
5e
5e
5e
4e
7e
Vlierbes -> bladluis -> lieveheersbeestje -> libelle -> kikker -> adder -> buizerd
7e
Vlierbes -> bladluis -> lieveheersbeestje -> koolmees -> vos
5e
Iedere schakel is een stap in de voedselketen. In een voedselweb heb je meerdere voedselketens bij elkaar. Hierdoor zijn er ook meer-dere schakels per dier mogelijk.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak- en leerwerk 6.3 Eten of gegeten worden:

Leren: 6.3 = blz. 105 t/m 130
Maken: opdrachten 6.3 = blz. 123 t/m 130
               Verplicht: 2, 3, 5, 7, 9, 11, 13, 14
Zorg dat de verplichte opdrachten voor de volgende les gemaakt zijn.

Lees voor de volgende les paragraaf 6.4 goed door.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.4
Een kringloop

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 6.4 Een kringloop:

  • Je kunt uitleggen hoe 
natuurlijk afval verandert in 
voedingsstoffen voor planten.
  • Je kunt uitleggen dat ieder  
organisme een eigen taak 
heeft in de voedselkringloop.
  • Je kunt uitleggen wat er gebeurt als 
de voedselkringloop wordt verbroken.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijk afval

Wordt opgeruimd door aaseters, alleseters en bodem-diertjes.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bodem- diertjes

Leven op en in de bodem, in de strooisel- laag.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reducenten = bacteriën en schimmels
Maken van het kleinste afval mineralen voor de planten.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Producenten
Planten maken door fotosynthese uit water en koolstofdioxide de voedingsstof glucose. Voor de fotosynthese is energie uit zonlicht nodig. Met behulp van de mineralen maken de planten uit glucose weer andere voedingsstoffen. Planten zijn dus de makers ofwel producenten van voedingsstoffen.
P
Consumenten
Dieren en mensen eten de voedingsstoffen, die de planten maken. Dieren en mensen zijn dus de gebruikers van de voedingsstoffen in de voedselkringloop. Een ander woord voor gebruiken is consumeren. Gebruikers noem je daarom ook wel consumenten.
C
Afvaleters
Bodemdieren eten het afval van de producenten en de consumenten. Bodemdieren zijn dus afvaleters. Ook bodemdieren horen bij de consumenten. Door afval van planten en dieren te eten, gebruiken zij ook de voedingsstoffen die de planten gemaakt hebben.
A
Reducenten
Tot slot breken schimmels en bacteriën de resten af tot mineralen. Schimmels en bacteriën zijn de afbrekers of reducenten van afval. Door het werk van de reducenten komen er weer mineralen in de bodem.
R
Voedselkringloop

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door het oogsten van de gewassen verdwijnen de mineralen uit de grond. Deze mineralen moeten weer aangevuld worden.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak- en leerwerk 6.4 Een kringloop:

Leren: 6.4 = blz. 105 t/m 139
Maken: opdrachten 6.4 = blz. 131 t/m 139
               Verplicht: 2, 4, 6, 7, 9, 10, 12
Zorg dat de verplichte opdrachten voor de volgende les gemaakt zijn.

                  Leer voor de volgende les 
   hoofdstuk 6 Je groene omgeving.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.5 De Weerribben

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

                                            Maak- en leerwerk hoofdstuk 6:
Leren: hoofdstuk 6 = blz. 102 t/m 152
Maken: samenhang = blz. 140 t/m 146
               samenvatten = blz. 147 + 148
               test jezelf = blz. 149 t/m 151
               Leerdoelen = blz. 152
Proefwerk hoofdstuk 6 
Je groene omgeving
Toets = in de toetsweek

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies