Quadraam
Ruimte voor talent

week 2 - les 2 hoofdstuk 3 jong en oud

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer is het GEEN goed idee om te gaan sparen? Probeer 'rente' en 'inflatie' te gebruiken in je antwoord.

Slide 3 - Open vraag

Hoofstuk 3: 
inkomstenbelasting

Slide 4 - Tekstslide

Inkomstenbelasting

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is hypotheekrente denken jullie?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Jens zijn hypotheekrente bedraagt 4% per jaar. Zijn hypotheek is €350.000. Hoeveel is zijn hypotheekrente in €?
A
€14.000
B
€87.500
C
€1.400
D
€8.750

Slide 14 - Quizvraag

De woning van Jens is €400.000 waard. Hij heeft dus maar een hypotheek van €350.000. Zijn eigenwoningforfait is 0,2%. Hoeveel moet hij aan bijtelling betalen?
A
€7000
B
€700
C
€8000
D
€800

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Julia heeft een belastbaar inkomen van €50.000. Hoeveel € belasting moet zij betalen?
A
€24.750
B
€18.675

Slide 19 - Quizvraag

Mette heeft een belastbaar inkomen van €80.000. Hoeveel € belasting moet zij betalen?
A
€29.880
B
€39.600
C
€31.276
D
€32.867

Slide 20 - Quizvraag

Mette heeft een belastbaar inkomen van €80.000. Hoeveel € belasting moet zij betalen? 

uitwerking: ze kan de hele eerste schijf vullen: 
schijf 1: €68.508 x 0,3735 = €25.587,74
er blijft nog over voor schijf 2: 80.000 - 68.508 = €11.492
schijf 2: €11.492 x 0,4950 = €5.688,54
totaal aan belasting betalen: €25.587,74 + €5.688,54 = €31.276,28

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Juist of onjuist?

Het belastbaar inkomen wordt hoger door de aftrekposten.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Welke van de volgende zijn alleen maar aftrekposten?

A
reiskosten en hypotheekrente
B
hypotheekrente en een auto van de zaak
C
loon en eigenwoningforfait
D
studiekosten en eigenwoningforfait

Slide 27 - Quizvraag

Wat is NIET waar?
A
Door aftrekposten wordt het belastbaar inkomen lager
B
Door een heffingskorting wordt het belastbaar inkomen lager
C
Door een heffingskorting wordt het belastingbedrag lager
D
Door een eigen-woning-forfait wordt het belastbaar inkomen hoger

Slide 28 - Quizvraag

AAN HET WERK: 
3.1 t/m 3.7

volgende les gaan we 3.4 en 3.6 bespreken. 

Slide 29 - Tekstslide