Quadraam
Ruimte voor talent

4K Oefentoets

Oefentoets 4K
Thema 4 Voeding en vertering
Maak de vragen serieus en zonder te spieken in je boek.
Lukt dit goed? Dan ben je (bijna) klaar met leren.
Lukt dit nog niet goed of niet zonder boek? Dan moet je nog (veel) leren.
1 / 72
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 72 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefentoets 4K
Thema 4 Voeding en vertering
Maak de vragen serieus en zonder te spieken in je boek.
Lukt dit goed? Dan ben je (bijna) klaar met leren.
Lukt dit nog niet goed of niet zonder boek? Dan moet je nog (veel) leren.

Slide 1 - Tekstslide

Oefentoets 4K ~ Basisstof 1
Thema 4 Voeding en vertering
Bs 1 Voedsel

Slide 2 - Tekstslide

Aan aardbeienvla wordt vaak rodebietensap toege-
voegd. Hierdoor krijgt de vla alleen een fellere kleur.

Is rodebietensap een additief?
Is rodebietensap een conserveermiddel?
A
ja-ja
B
ja-nee
C
nee-ja
D
nee-nee

Slide 3 - Quizvraag

In een proef wordt uit een liter melk yoghurt gemaakt. Neemt de hoeveelheid energierijke stoffen in de melk in de loop van deze proef af, blijft deze gelijk, neemt deze toe of blijft hij gelijk?
A
De hoeveelheid neemt af
B
De hoeveelheid neemt toe
C
De hoeveelheid blijft gelijk
D
Dat is niet te zeggen

Slide 4 - Quizvraag

Elk jaar lopen zo’n 680 000 mensen in Nederland een voedselvergiftiging op. Dit wordt meestal veroorzaakt door het eten van bedorven voedsel en kan leiden tot koorts, diarree, braken en buikpijn. In welk seizoen is de kans op voedselbederf het grootst?
A
In de lente
B
In de zomer
C
In de herfst
D
In de winter

Slide 5 - Quizvraag

Wijn is gemaakt van druiven. Druiven smaken zoet, maar wijn niet.
Wat verandert er in de samenstelling van stoffen tijdens de productie van de wijn?
A
Bacteriën hebben suiker omgezet in alcohol
B
Bacteriën hebben suiker omgezet in melkzuur
C
Gisten hebben energierijke stoffen omgezet in alcohol
D
Gisten hebben energierijke stoffen omgezet in melkzuur

Slide 6 - Quizvraag

Waarom moet je, wanneer je in een tropisch land bent, extra opletten of voedsel goed is bereid?
A
De kans op tandbederf is groter in warme landen
B
De kans op voedselbederf is groter in warme landen
C
Het voedsel wordt vaak niet geconserveerd
D
Het voedsel wordt vaak niet hygiënisch bereid

Slide 7 - Quizvraag

Iemand maakt een schema van de werking van enzymen (zie de afbeelding). Hierbij geldt: E = enzym en
V = voedingsstof waarop het
enzym inwerkt.
Kan dit schema de enzym-
werking juist weergeven?
A
Ja
B
Nee
C
Geen idee
D
Oeps, moet nog gaan leren

Slide 8 - Quizvraag

In de afbeelding is het verband tussen de
temperatuur en de activiteit van een bepaald enzym in een diagram weergegeven.
Bij welke temperaturen is dit
enzym tijdelijk onwerkzaam?
A
Alleen bij temperaturen onder de 10 graden.
B
Alleen bij temperaturen onder de 35 graden.
C
Alleen bij temperaturen boven de 50 graden.
D
Zowel onder de 10 als boven de 50 graden.

Slide 9 - Quizvraag

In de afbeelding is het verband tussen de
temperatuur en de activiteit van een bepaald enzym in een diagram weergegeven.
Wat is de optimumtemperatuur?
A
Optimumtemperatuur = 10 graden.
B
Optimumtemperatuur = 35 graden.
C
Optimumtemperatuur = 50 graden.
D
Optimumtemperatuur kan je niet weten.

Slide 10 - Quizvraag

Enzym uit speeksel breekt zetmeel af tot suikers. Een
reageerbuis bevat een zetmeeloplossing met een
temperatuur van 0 °C. Aan de oplossing wordt
speeksel toegevoegd. Vervolgens wordt de
reageerbuis langzaam verwarmd tot 90 °C.
Welke lijn in grafiek geeft de verandering van de
hoeveelheid suiker in de reageerbuis juist weer?
A
Grafiek 1
B
Grafiek 2
C
Grafiek 3
D
Geen van deze lijnen.

Slide 11 - Quizvraag

Iemand maakt een schema van de werking van enzymen (zie de afbeelding). Hierbij geldt: E = enzym en
V = voedingsstof waarop het
enzym inwerkt.
Kan dit schema de enzym-
werking juist weergeven?
A
Ja
B
Nee
C
Geen idee
D
Oeps, moet nog gaan leren

Slide 12 - Quizvraag

In de afbeelding is het verband tussen de
temperatuur en de activiteit van een bepaald enzym in een diagram weergegeven.
Bij welke temperaturen is dit
enzym voorgoed onwerkzaam?
A
Alleen bij temperaturen onder de 10 graden.
B
Alleen bij temperaturen onder de 35 graden.
C
Alleen bij temperaturen boven de 50 graden.
D
Zowel onder de 10 als boven de 50 graden.

Slide 13 - Quizvraag

In de afbeelding is het verband tussen de
zuurgraad en de activiteit van een bepaald
enzym in een diagram weergegeven.

Wat is de optimum-pH voor dit enzym?
A
Een pH van 0
B
Een pH van 2
C
Een pH van 3,5
D
Dat kan je niet aflezen uit de grafiek.

Slide 14 - Quizvraag

Enzym uit speeksel breekt zetmeel af tot suikers. Een leerling onderzoekt de werking van dit enzym. Hiertoe doet hij in drie reageerbuizen 5 mL zetmeeloplossing. Aan buis 1 voegt hij 1 mL water toe, aan buis 2 voegt hij 1 mL speeksel toe en aan buis 3 voegt hij 1 mL gekookt speeksel toe. Vervolgens verwarmt hij de buizen in een waterbad van 37 °C. Na vijf minuten verwarmen voegt hij een druppel joodoplossing toe aan elke reageerbuis.

Slide 15 - Tekstslide

Welke kleur zal het mengsel in elke reageerbuis hierdoor krijgen?
A
Buis 1 en 2 blauwzwart en buis 3 geelbruin
B
Buis 1 en 3 blauwzwart en buis 2 geelbruin
C
Buis 1 en 2 geelbruin en buis 3 blauwzwart
D
Buis 1 en 3 geelbruin en buis 2 blauwzwart

Slide 16 - Quizvraag

Aan aardbeienvla wordt vaak rodebietensap toege-
voegd. Hierdoor krijgt de vla alleen een fellere kleur.

Is rodebietensap een additief?
Is rodebietensap een conserveermiddel?
A
additief: ja conserveermiddel: ja
B
additief: ja conserveermiddel: nee
C
additief: nee conserveermiddel: ja
D
additief: nee conserveermiddel: nee

Slide 17 - Quizvraag

Drie methoden om voedselbederf door bacteriën & schimmels tegen te gaan, zijn invriezen, pasteuri-seren en steriliseren. Bij welke van deze methoden kan voedsel het langst houdbaar worden gemaakt?
A
Bij invriezen
B
Bij pasteuriseren
C
Bij steriliseren
D
Bij alle 3 even lang

Slide 18 - Quizvraag

Gasverpakken
Bacteriën en schimmels leven van stoffen uit hun omgeving. Voedsel dat niet wordt geconserveerd, kan daarom snel bederven. Een manier om voedsel te conserveren is om het in een verpakking te stoppen met een mengsel van gassen. Het gaat hierbij om gassen die ook in de lucht voorkomen, zoals koolstofdioxide en stikstof. Door de gassen in een andere verhouding aan de verpakking toe te voegen, blijft het voedsel langer vers.
Op de verpakking van deze voedingsmiddelen staat 
dat ze zijn ‘verpakt onder beschermende atmosfeer’. 
Voorbeelden van voedingsmiddelen die op deze 
manier worden geconserveerd, zijn kipfilet, voor-
gesneden groenten, chips en afbakbroodjes.

Slide 19 - Tekstslide

Net als veel andere methoden zorgt deze methode ervoor dat bacteriën en schimmels minder goed groeien. Hoe gaat gasverpakken de groei van bacteriën en schimmels tegen?
A
De enzymwerking wordt geremd.
B
De stikstofopname wordt geremd.
C
De wateropname wordt geremd.
D
De zuurstofopname wordt geremd.

Slide 20 - Quizvraag

Net als veel andere methoden zorgt deze methode ervoor dat bacteriën en schimmels minder goed groeien. Dat doet het door de stofwisseling te remmen. Welk stofwisselingsproces dat in bacteriën en schimmels plaatsvindt, wordt door gasverpakken geremd?
A
De assimilatie wordt geremd.
B
De fotosynthese wordt geremd.
C
De gisting wordt geremd.
D
De verbranding wordt geremd.

Slide 21 - Quizvraag

Aan kaas wordt soms calciumacetaat toegevoegd. Dit is een zure stof die van nature ook voorkomt in vruchten. Het remt de groei van schimmels. Het kan ook worden toegevoegd voor de smaak.
Is calciumacetaat een additief en een conserveermiddel?
A
additief: ja conserveermiddel: ja
B
additief: ja conserveermiddel: nee
C
additief: nee conserveermiddel: ja
D
additief: nee conserveermiddel: nee

Slide 22 - Quizvraag

Drie methoden om voedselbederf door
bacteriën en schimmels tegen te gaan,
zijn invriezen, pasteuriseren en steriliseren.
Bij welke van deze methoden worden de enzymen in bacteriën en schimmels tijdelijk onwerkzaam gemaakt?
A
Bij invriezen
B
Bij pasteuriseren
C
Bij steriliseren
D
Dit gebeurd bij alle 3

Slide 23 - Quizvraag

Oefentoets 4K ~ Basisstof 2
Thema 4 Voeding en vertering
Bs 2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Slide 24 - Tekstslide

In de afbeelding is een
voedingsstof weergegeven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

De mens gebruikt voedingsvezels voor de vorming van cellen en weefsels.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

In dit product komen
veel voedingsvezels
voor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

In de afbeelding is een voedingsmiddel weergegeven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

In het product in de
afbeelding komen veel
voedingsvezels voor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Welke twee groepen voedingsstoffen dienen als beschermende stoffen in je lichaam?
A
Eiwitten & koolhydraten
B
Koolhydraten & mineralen
C
Mineralen & vitamine
D
Vitamine & vetten

Slide 30 - Quizvraag

Tot welke groep voedingsstoffen behoort het product in de
afbeelding?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Vetten

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

In spinazie zit ijzer (zie de tabel). IJzer is 'n
mineraal dat in het lichaam als bouwstof
wordt gebruikt. Welke andere bouw-
stoffen levert spinazie volgens de tabel?
A
Eiwitten, koolhydraten en vetten
B
Eiwitten, koolhydraten en water
C
Vetten, vitaminen en water
D
Vetten, eiwitten en water

Slide 33 - Quizvraag

IJzer is een mineraal dat in het lichaam als bouwstof wordt gebruikt. In de tabel staan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden ijzer. Vrouwen in de leeftijd van 19 jaar en ouder hebben meer ijzer nodig dan mannen.

Slide 34 - Tekstslide

Vrouwen in de leeftijd van 19 jaar en ouder
hebben meer ijzer nodig dan mannen.
Welke van de volgende verklaringen
hiervoor is juist?
A
Vrouwen van 19+ men-strueren, mannen niet
B
Vrouwen van 19+ zijn actiever dan mannen
C
Vrouwen van 19+ zijn vaker ziek dan mannen
D
Vrouwen van 19+ zijn sterker dan mannen

Slide 35 - Quizvraag

Voedingswaarde van gekookte spinazie (per 100 g)
Energie: 17 kcal
Water: 90 g
Eiwitten: 4 g
Koolhydraten: 1 g
Vetten: 0 g
Vezels: 3 g
IJzer: 1,3 mg
In spinazie zit ijzer (zie lijst hieronder). 
IJzer is een mineraal dat in 
het lichaam als bouwstof wordt gebruikt.
In de tabel staat voor mannen en vrouwen de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden ijzer. 

Slide 36 - Tekstslide

Hoeveel gram spinazie moet een jongen van 15 jaar per dag eten om daarmee de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid ijzer binnen te krijgen? Rond je antwoord af op een heel getal, vul alleen dit getal in als antwoord.

Slide 37 - Open vraag

Welke groep voedingsstoffen kan onder de huid worden opgeslagen?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Vetten

Slide 38 - Quizvraag

Tot welke groep behoort de voedingsstof die je met joodoplossing kunt aantonen?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Vetten

Slide 39 - Quizvraag

In biefstuk zit vitamine B12 
(zie de tabel).
Deze vitamine dient als bouwstof bij de aanmaak van rode bloedcellen in het lichaam.

Slide 40 - Tekstslide

In biefstuk zit vitamine B12. Deze vitamine dient als bouwstof bij de aanmaak van rode bloedcellen in het lichaam. Welke andere bouwstof levert biefstuk volgens de gegevens in de tabel NIET?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Vetten

Slide 41 - Quizvraag

Voedingswaarde van biefstuk onbereid (per 100 g)
Energie: 127 kcal
Water: 71,7 g
Eiwitten: 23,8 g
Koolhydraten: 0 g
Vetten: 3,5 g
Vezels: 0 g
IJzer: 2,2 mg
Vitamine B12: 1,6 µg*
* 1 µg (microgram) = 0,001 mg (milligram)
In biefstuk zit vitamine B12 (zie lijst Voedingswaarde). Deze vitamine dient als bouwstof bij de aanmaak van rode bloedcellen in het lichaam. In de tabel staan voor mannen en vrouwen van verschillen-de leeftijden de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden vitamine B12.

Slide 42 - Tekstslide

Hoeveel gram biefstuk moet een meisje van 16 jaar per dag eten om daarmee de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid vitamine B12 binnen te krijgen? Rond je antwoord af op een heel getal, vul alleen dit getal in als antwoord.

Slide 43 - Open vraag

Vitamine B12 dient als bouwstof bij de aanmaak van rode bloedcellen in het lichaam. In de tabel staan voor mannen en vrouwen van verschillende leeftijden de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden vitamine B12.
Kinderen in de leeftijd van 14 tot 18 jaar hebben meer vitamine B12 nodig dan kinderen in de leeftijd van 
4 tot 8 jaar.

Slide 44 - Tekstslide

Kinderen in de leeftijd van 14 tot 18 jaar hebben meer vitamine B12 nodig dan kinderen in de leeftijd van 4 tot 8 jaar.
Welke van de volgende verklaring hiervoor is juist?
A
Kinderen van 14-18 jaar worden geslachtsrijp.
B
Kinderen van 14-18 jaar zijn actiever.
C
Kinderen van 14-18 jaar zijn groter.
D
Kinderen van 14-18 jaar zijn verstandiger.

Slide 45 - Quizvraag

Oefentoets 4K ~ Basisstof 3
Thema 4 Voeding en vertering
Bs 3 Voeding en leefstijl

Slide 46 - Tekstslide

In de afbeelding zie je de schijf van vijf.
Vanwege welk advies is het verstandig
elke dag iets uit elk vak van de schijf
van vijf te eten?
A
Eet gevarieerd
B
Eet niet te veel en beweeg voldoende
C
Eet zo min mogelijk verzadigd vet
D
Eet veel groente, fruit en volkoren brood

Slide 47 - Quizvraag

In de afbeelding zie je de schijf van vijf.
In welke twee vakken komen
voedingsmiddelen voor die
rijk zijn aan voedingsvezels?
A
Vak 1 en 2
B
Vak 1 en 4
C
Vak 2 en 4
D
Vak 3 en 4

Slide 48 - Quizvraag

Volgens sommige onderzoeken zouden kinderen die min. 25 uur/week tv-kijken vaker overgewicht hebben dan kinderen die weinig tv-kijken. Hoe komt het dat tv-kijken kan leiden tot overgewicht?
A
Veel tv-kijkers eten ongezonde voeding
B
Veel tv-kijkers eten te onregelmatig
C
Veel tv-kijkers eten te veel voeding
D
Veel tv-kijkers krijgen te weinig beweging

Slide 49 - Quizvraag

In een folder staan 
de gemiddeld aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen 
per dag voor volwassen mannen 
en vrouwen 
(zie de tabel).

Slide 50 - Tekstslide

Jasmijn doet een bewering. Ze zegt dat mannen wordt aangeraden een grotere hoeveelheid ener-gierijke voedingsmiddelen te eten dan vrouwen.
Is deze uitspraak juist?
A
Ja
B
Nee

Slide 51 - Quizvraag

Anouk doet een bewering. Ze zegt dat vrouwen wordt aangeraden een grotere hoeveelheid eiwitrijke voedingsmiddelen te gebruiken.
Is deze bewering juist?
A
Ja
B
Nee

Slide 52 - Quizvraag

In de afbeelding zie je 2 producten waarin je frites kunt bakken. Merijn zegt dat het gezonder is om frites in product 2 te bakken dan in
product 1. Is deze uitspraak juist?
A
Ja, want in vloeibaar vet zit minder verzadigd vet
B
Ja, want vloeibaar frituurvet is dierlijk.
C
Nee, want vloeibaar vet is meer verzadigd vet
D
Nee, want niet-vloeibaar frituurvet is dierlijk.

Slide 53 - Quizvraag

In de tabel is een deel van een voedingsmiddelentabel weergegeven.
Een maaltijd bestaat uit 75 g gebakken biefstuk, 50 g sla en 250 g frites.

Hoeveel gram eiwitten bevat deze maaltijd in totaal? 

Slide 54 - Tekstslide

Hoeveel gr. eiwitten bevat deze maaltijd in totaal? Rond je antwoord af op twee decimalen achter de komma, vul alleen dit getal in als antwoord.

Slide 55 - Open vraag

In de afbeelding zie je de schijf van vijf.
Welk advies heeft vooral betrekking
op vak 2 van de schijf van vijf?
A
Eet gevarieerd
B
Eet niet te veel en beweeg voldoende
C
Eet weinig verzadigd vet
D
Eet veel groente, fruit en volkoren brood

Slide 56 - Quizvraag

In de afbeelding zie je de schijf van vijf.
In welk vak komen voedingsmiddelen
voor die vooral eiwitten leveren?
A
Vak 1
B
Vak 2
C
Vak 3
D
Vak 4

Slide 57 - Quizvraag

Joanna en Linda zijn tweeling en 18 jaar oud. 

Joanna eet gevarieerd. Aan het einde van elke middag drinkt ze een glas frisdrank en eet ze een chocoladereep. Eén keer per dag moet dat best kunnen, vindt ze. Ze fietst ten slotte 5 km per dag. In het weekend gaat Joanna regelmatig uit. Die avond eindigt altijd met een vette hap om de honger te stillen. Op zondag slaapt ze veel om de volgende dag weer uitgerust naar school te gaan.


Ook Linda eet gevarieerd. Ze speelt hockey. Omdat ze drie keer per week traint, eet ze regelmatig twee extra boterhammen. Vooral op zaterdag eet ze meer. Dan speelt ze altijd een wedstrijd. Na de wedstrijd heeft ze vaak weinig zin meer om te koken. Ze eet dan meestal een kant-en-klare maaltijdsalade. Op zondag werkt ze in een kledingwinkel. De andere dagen is ze op school.

Slide 58 - Tekstslide

Wie heeft er gezien haar leefstijl
meer kans op overgewicht?
Joanna of Linda?
A
Joanna heeft meer kans op overgewicht
B
Linda heeft meer kans op overgewicht
C
Ze hebben beide evenveel kans
D
Het verschilt per week, dus kan je niet zeggen

Slide 59 - Quizvraag

In de afbeelding zie je twee producten. Mitch zegt dat het gezonder is om één portie van product 1 te eten dan één portie van product 2.

Slide 60 - Tekstslide

Mitch zegt dat het gezonder is om
één portie van product 1 te eten
dan één portie van product 2.
Is deze uitspraak juist?
A
Ja, 1 bevat de helft minder energie.
B
Ja, 1 bevat minder verzadigd vet.
C
Nee, 2 bevat minder onverzadigd vet.
D
Nee, 2 bevat minder zout.

Slide 61 - Quizvraag

Hier staan gegevens over de voedingswaarde van komkommers, paprika’s en tomaten.
Hugo maakt een salade van 200 g tomaat, 
50 g rode paprika en 100 g komkommer met olijfolie en azijn. 
Olijfolie en azijn bevatten geen vitamine C.

Slide 62 - Tekstslide

Hoeveel milligram vitamine C levert deze salade? Geef alleen het eindantwoord. Rond je antwoord af, vul alleen dit getal in als antwoord.

Slide 63 - Open vraag

Tijdens 'n beweging trekken bepaalde spieren zich samen. De temperatuur van het bloed dat deze spieren instroomt, is 37 °C. Wat is de temperatuur van dit bloed wanneer het deze spieren uitstroomt?
A
Lager dan 37 °C
B
Gelijk aan 37 °C
C
Hoger dan 37 °C
D
Dit verschilt per persoon

Slide 64 - Quizvraag

Jaydan beweert dat veel water drinken helpt om gewicht te verliezen. Hij zegt het volgende: 
‘Als je koud water drinkt, warmt je lichaam dit op 
tot de lichaamstemperatuur van 37 °C. De energie 
die daarvoor nodig is, krijg je door vet af te breken.’ 
Om 1 L water 1 °C te verwarmen is 4,2 kJ nodig. Het afbreken van 1 g vet levert 37 kJ op. 


Hoeveel liter water van 15 °C moet je volgens deze gegevens drinken om 5 g vet af te breken?

Slide 65 - Tekstslide

Hoeveel weken moet Jamy dit volhouden om zijn streefgewicht te bereiken?
Geef alleen het eindantwoord. Rond je antwoord af op een heel getal, vul alleen dit getal in als antwoord.

Slide 66 - Open vraag

Hoeveel liter water van 15 °C moet je volgens deze gegevens drinken om 5 g vet af te breken?
Geef alleen het eindantwoord. Rond je antwoord af op een heel getal, vul alleen dit getal in als antwoord.

Slide 67 - Open vraag

Wat kost meer energie: het verteren van een glas koude melk of het verteren van een glas lauwe melk?
A
Het verteren van een glas koude melk.
B
Het verteren van een glas lauwe melk.

Slide 68 - Quizvraag

Jamy is 16 jaar en 180 cm lang. Met zijn gewicht van 80 kg valt hij in de categorie ‘overgewicht’. Hij wil daar verandering in brengen en besluit 3 kg af te gaan vallen zodat zijn gewicht weer gezond is. Hiertoe eet hij per week 250 kcal minder aan ongezonde tussendoortjes. Ook gaat hij elke week drie keer naar de sportschool om drie kwartier een spinningles te volgen. 
Hierbij verbrandt hij 15 kcal per minuut. Ga ervan uit dat hij tijdens het sporten alleen vetten verbrandt en dat 1 g vet 9 kcal levert.

Slide 69 - Tekstslide

Oefentoets 4K ~ Basisstof 4
Thema 4 Voeding en vertering
Bs 4 Het verteringsstelsel

Slide 70 - Tekstslide

Oefentoets 4K ~ Basisstof 5
Thema 4 Voeding en vertering
Bs 5 De organen voor vertering

Slide 71 - Tekstslide

Oefentoets 4K ~ Basisstof 6
Thema 4 Voeding en vertering
Bs 6 Planteneters, vleeseters en alleseters

Slide 72 - Tekstslide