Biologie quiz 1

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

De grote biologie quiz

Wat betekend het woord:
Organisme

1. Biologie
2. Planten
3. Levend wezen
4. Alien

Door levensverschijnselen weet je of iets:

1. Leeft
2. Dood is
3. Levenloos is
4. Geboren is

Wat is geen levensverschijnsel:

1. Bewegen
2. Slapen
3. Ademhalen
4. Voortplanten

Biologie gaat niet over:

1. Mensen
2. Bloemen
3. De zon
4. Cellen

Welk aanzicht is dit?

1. Buiten aanzicht
2. Lengte doorsnede
3. Dwars doorsnede
4. Geen gezicht

Welk begrip hoort bij het vraagteken?

1. Hoofdwortel
2. Wortelharen
3. Zijwortel
4. Wortelstelsel

Hoe noem je het proces waarbij een plant zuurstof maakt

1. fotoshoot
2. fotosynthese
3. thesis
4. luchtproces

Hoe noem je het proces van het dier in deze afbeelding?

1. Evolutie
2. Verandering
3. Aanpassing
4. Metamorfose

Hoe noem je een groep organen die samen werken?

1. Orgaan
2. Cellen stelsel
3. Organisme
4. Organen stelsel

Een deel van je lichaam met een eigen taak noem je een:

1. Orgaan
2. Cellen stelsel
3. Organisme
4. Organen stelsel

Welk orgaan zie je hier?

1. Long
2. Hart
3. Maag
4. Darm

Welk orgaan hoort niet bij het verteringstelsel?

1. Darm
2. Maag
3. Endeldarm
4. Hart

Welke functie heeft het bottenstelsel niet?

1. Het zorgt er voor dat je kunt bewegen
2. Het zorgt voor stevigheid
3. Het zorgt voor bescherming
4. Het zorgt voor de vorm van je lichaam

Door welke functie van de bloem kan het dat deze blaadjes gekleurd zijn.

1. De stengel draagt bladeren en bloemen
2. De wortel zorgt voor stevigheid
3. De stengel vervoerd water en voedingsstoffen
4. De bloem drinkt water

Hoe noem je het "glaasje" die we gebruiken om iets door de microscoop te bekijken?

1. Preparaat
2. Objectglas
3. Dingetje
4. Glaasje

Van welk organisme is dit een cel?

1. Bacterie
2. Dier
3. Plant
4. Schimmel

Van welk organisme is dit een cel?

1. Bacterie
2. Dier
3. Plant
4. Schimmel

Welk kenmerk heeft de cel van de plant die andere cellen niet kunnen hebben?

1. Celwand
2. Bladgroenkorrel
3. Vacuole
4. Celmembraan

In welke vier grote groepen worden organismen ingedeeld?

1. Mensen, bomen, bloemen en dieren
2. Dieren, bacteriën, schimmels en planten
3. Soorten, rassen, types en maten
4. Celkern, Celwand, cytoplasma en celmembraan

Mensen vallen onder de soort:

1. Vissen
2. Mensen
3. Zoogdieren
4. Reptielen

Zoogdieren planten op de deze wijze voort:

1. Eieren met kalkschaal
2. Eieren zonder schaal
3. levendbarend / geboren als jong dier

Waar leven amfibieën?

1. Op het land
2. In het water
3. In de lucht
4. Op het land en in het water

Bij welke soort hoort dit dier?

1. Geleedpotige
2. Neteldieren
3. Gewervelden
4. Weekdieren

Wat is geen woord voor alle botten in je lijf?

1. Geraamte
2. Skelet
3. Bottenstelsel
4. Alle woorden zijn goed

Wat betekend het woord been?

1. Gewoon je been
2. Bot
3. Iets hards
4. Arm

Hoe heet het bot bij nummer 13?

1. Knieschijf
2. Kuitbeen
3. Scheenbeen
4. Onderbeen

Hoe heet het bot bij nummer 14?

1. Knieschijf
2. Kuitbeen
3. Scheenbeen
4. Onderbeen

Hoe heet het bot bij nummer 3?

1. Sleutelbeen
2. Bovenarm
3. Schouderblad
4. opperarmbeen

Hoe heet het bot bij nummer 5?

1. Sleutelbeen
2. Bovenarm
3. Schouderblad
4. opperarmbeen

Hoe heet het bot bij nummer 6?

1. Borstbeen
2. Wervel
3. Heupbeen
4. Ribben

Hoe heet het bot bij nummer 7?

1. Borstbeen
2. Wervel
3. Heupbeen
4. Ribben

Heeft dit skelet ook een schouderblad?

1. Ja
2. Nee

Wat zie je in deze afbeelding?

1. Een ellenboog
2. Een gewricht
3. Iets buigbaars

Hoe noem je nummer 7?

1. Objectief
2. Diafragma
3. Revolver
4. Oculair

Hoe noem je nummer 3?

1. Objectief
2. Diafragma
3. Revolver
4. Oculair

Aan welke scherpstel schroef mag je altijd draaien?

1. Klein schroef
2. Grote schroef
3. Diafragma
4. Preparaat klem

Waar mee kan je het licht feller of minder fel maken?

1. Klein schroef
2. Grote schroef
3. Diafragma
4. Preparaat klem

Welk nummer geeft het diafragma aan?

1. 5
2. 7
3. 1
4. 11

Wat is mevr. Sandra haar favoriete dier?

1. Kat
2. Vis
3. Paard
4. Wolf