In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Module inzicht: Je kunt overal beter in worden.
Les inzicht: Je kunt beter worden in onthouden door te associëren en visualiseren.
Benodigdheden: Voor deze module hebben de leerlingen 2 lege blaadjes nodig.
Relevante pagina's uit het Slim jezelf zijn boek: p. 32-33
Extra informatie
Deze les gaat over de wondere wereld van het geheugen. De techniek die in deze les wordt aangeboden is het visualiseren van informatie. Deze techniek is met weinig oefening al toe te passen, maar met veel oefening wordt het een ware superkracht. Daarom is het een mooie manier om leerlingen te laten ervaren dat leren iets is waar je beter in kunt worden.
Slide 2 - Tekstslide
Extra informatie
De terugblik is er om te reflecteren op de uitvoering van het experiment. Leerlingen bedenken wat ze van hun experiment hebben geleerd. Hierbij is er geen goed of fout. Zelfs als ze hun experiment niet hebben uitgevoerd is het waardevol om na te denken over hoe dat kwam.
Voor meer informatie over de terugblik kan je kijken op pagina 17 van het slim jezelf zijn boek.
Hoe ging het uitvoeren van je experiment?
😒🙁😐🙂😃
Slide 3 - Poll
Laat de leerlingen antwoord geven op de vraag via lessonup.app
Leg uit waarom je voor dit antwoord hebt gekozen.
Slide 4 - Open vraag
Laat de leerlingen antwoord geven op de vraag.
Vraag de leerlingen wat hun experiment was en vraag hen (indien nodig) om hun antwoord verder toe te lichten.
Vraag de leerlingen die het experiment niet hebben uitgevoerd waarom dit niet gelukt is. Misschien is het experiment niet concreet / leuk / nuttig genoeg geweest. Ook dit is leerzaam voor de volgende keer.
Na deze les
Ben je beter geworden in het onthouden van woorden.
Slide 5 - Tekstslide
Lees de slide voor.
Leerdoelen:
De leerling kan uitleggen wat associëren en visualiseren inhoudt.
De leerling kan levendige visualisaties bedenken bij dingen die hij/zij moet onthouden.
Slide 6 - Tekstslide
Extra informatie
De check is er om de huidige aanpak van de leerlingen te ontdekken. Het kan een vraag, opdracht of test zijn en er zijn geen goede of foute antwoorden. Het is puur om te ontdekken welke strategieën of technieken de leerlingen nu gebruiken. Voor meer informatie over de check kan je kijken op pagina 9 van het slim jezelf zijn boek.
Pak een leeg blaadje erbij en nummer van 1 t/m 10
Er verschijnen zo één voor één 10 woordparen (zoals trui - fiets)
Onthoud de woordparen (zonder ze op te schrijven)
De woordparentest
Slide 7 - Tekstslide
Lees de instructie op de slide voor.
Extra informatie In het filmpje (op de volgende slide) komen één voor één 10 woordparen in beeld. Aan de leerlingen de taak om deze te onthouden. Vervolgens zal bij het tweede filmpje telkens één van de twee woorden worden getoond en moeten de leerlingen het andere woord opschrijven. Voorbeeld: het woordpaar is trui - fiets. Dan krijgen de leerlingen bij het tweede filmpje alleen het woord 'trui' te zien en moeten zij dus het woord 'fiets' opschrijven.
Slide 8 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Pak je pen en papier of boek op p. 31
Schrijf het woord op dat hoort bij het woord
op het scherm
We gaan overhoren!
Slide 9 - Tekstslide
Lees de instructie op de slide voor.
Leg alvast uit hoe het straks overhoord gaat worden
Extra informatie In het filmpje (op de volgende slide) komen één voor één 10 woordparen in beeld. Aan de leerlingen de taak om deze te onthouden. Vervolgens zal bij het tweede filmpje telkens één van de twee woorden worden getoond en moeten de leerlingen het andere woord opschrijven. Voorbeeld: het woordpaar is trui - fiets. Dan krijgen de leerlingen bij het tweede filmpje alleen het woord 'trui' te zien en moeten zij dus het woord 'fiets' opschrijven.
Slide 10 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Kijk je antwoorden na
6. Broccoli - Boom
7. Afrika - Bed
8. Kapstok - Jojo
9. Verfkwast - Mama
10. Barman - Schroef
1. Schilderij - Bikini
2. Lampenkap - Boer
3. Zon - Kat
4. Thee - Foto
5. Pen - Bierglas
Slide 11 - Tekstslide
Laat de leerlingen hun antwoorden nakijken.
Wat heb je gedaan om de woordparen te onthouden?
Slide 12 - Woordweb
Laat de leerlingen de vraag beantwoorden.
Vraag door op een aantal verschillende 'technieken' en hoe dit voor de leerlingen werkte.
Extra informatie
Leerlingen zijn zich vaak niet bewust van het feit dat ze een strategie of techniek toepassen als ze onthouden. Hun huidige aanpak is zo'n sterke gewoonte geworden dat ze zich niet meer bewust zijn van de andere opties die ze hebben om iets te onthouden. Door hierover met de leerlingen in gesprek te gaan worden ze zich bewust van het feit dat er meer mogelijk is dan ze nu denken en dat andere leerlingen andere (misschien wel betere) strategieën gebruiken. Voor meer onthoud-technieken raden we Joshua Foer's boek 'Het Geheugenpaleis' aan als naslagwerk.
Slide 13 - Tekstslide
Extra informatie
Tijdens het ervaren krijgen leerlingen wetenschappelijke theorie en slimme leertips uitgelegd waar ze vervolgens mee aan de slag gaan. Het doel is dat ze ontdekken hoe de aangeboden kennis, technieken en/of strategieën voor hen werken. Hierin is het belangrijk dat de leerlingen zelf gaan ervaren. Alleen dan kunnen ze zelf kiezen of en wat ze willen met de opgedane ervaring. Voor meer informatie over het ervaren kan je kijken op pagina 12 en 13 van het slim jezelf zijn boek.
Associëren
'Associëren' is het aan elkaar koppelen van informatie.
Dit kunnen je hersenen ontzettend goed. Hoe meer associaties je bij iets maakt, hoe makkelijker je het onthoudt!
Slide 14 - Tekstslide
Leg uit wat associëren inhoudt aan de hand van de tekst op de slide.
Vraag eventueel aan een aantal leerlingen of ze een voorbeeld van een associatie kunnen geven.
Extra informatie:
De hersenen leggen van nature allemaal verbindingen tussen informatie. Dit kan gaan om feitelijke kennis maar ook over emoties of zintuigelijke waarnemingen zoals beelden, geuren en geluiden. Hoe meer informatie er aan iets is gekoppeld hoe "belangrijker" het als het ware is voor je brein, waardoor je het makkelijker onthoudt. Door meer associaties te maken vergroot je de kans om informatie van je korte termijngeheugen naar je lange termijngeheugen over te brengen.
Een voorbeeld van een associatie is dat je het strand bijvoorbeeld associeert met vakantie, zon, meeuwen en de zoute smaak van de zee.
Sluit je ogen, en denk 15 seconden aan 'een gereedschapskist'...
Welke kleur had jouw gereedschapskist?
Welk gereedschap zat erin?
timer
0:15
Slide 15 - Tekstslide
Lees de opdracht op de slide voor.
Laat de leerlingen hun ogen sluiten en zet de timer aan.
Stel daarna aan enkele leerlingen de vragen die op het bord verschijnen als je verder klikt.
Vertel vervolgens dat je hersenen dus automatisch en heel snel een beeld voor zich zien, en dat het daarom dus een goede techniek is om dingen te onthouden.
Extra informatie
We zijn ontzettend goed in het verwerken van visuele informatie. Het woord gereedschapskist roept bij verschillende leerlingen verschillende beelden op. Dit gaat vanzelf en duurt meestal nog geen seconde. Aan de andere kant zou het beschrijven van de gereedschapskist lang duren, en dan is het nog de vraag of iemand wel alle details onthouden heeft. Er zit waarheid in het gezegde: "Een beeld zegt meer dan duizend woorden".
Visualiseren
Je hersenen zijn ontzettend goed in het bedenken en onthouden van plaatjes. Zo kan je veel informatie opslaan. Als je twee woorden samen wilt onthouden, kan dit door hier één plaatje van te maken.
Slide 16 - Tekstslide
Lees de tekst op de slide voor.
Leg uit wat visualiseren inhoudt, aan de hand van de tekst op de slide.
Hoe gekker hoe beter
Hoe opvallender het plaatje, hoe makkelijker je het onthoudt. Maak het plaatje daarom groot, grappig, sexy of bizar!
Slide 17 - Tekstslide
Lees de tekst op de slide voor.
Probeer het eens met strandbal - vliegtuig Hoe kan je hier één gek beeld van maken?
Slide 18 - Open vraag
Laat de leerlingen de vraag beantwoorden.
Laat vervolgens enkele leerlingen een poging doen om het beeld nóg gekker te maken.
We gaan het uitproberen
Pas het bedenken van plaatjes nu toe op
woordparentest 2. Er komen 10 nieuwe woordparen
in beeld die je moet onthouden.
Slide 19 - Tekstslide
Lees de tekst op de slide voor.
De leerlingen hebben hiervoor weer een leeg blaadje nodig.
Vier tips
Maak van de twee woorden één plaatje in je hoofd.
Maak het plaatje zo gek mogelijk.
Houd vast aan het eerste plaatje dat in je opkomt.
Herhaal NIET.
Slide 20 - Tekstslide
Lees de tekst op de slide voor.
Slide 21 - Video
Speel het filmpje af.
Pak je pen en papier of boek op p. 34
Schrijf het woord op dat hoort bij het woord
op het scherm
We gaan overhoren!
Slide 22 - Tekstslide
Lees de instructie op de slide voor.
Leg alvast uit hoe het straks overhoord gaat worden.
Benadruk nog even dat er op p. 34 20 woordparen staan, maar tijdens deze les zullen er maar 10 worden overhoord.
Extra informatie In het filmpje (op de volgende slide) komen één voor één 10 woordparen in beeld. Aan de leerlingen de taak om deze te onthouden. Vervolgens zal bij het tweede filmpje telkens één van de twee woorden worden getoond en moeten de leerlingen het andere woord opschrijven. Voorbeeld: het woordpaar is trui - fiets. Dan krijgen de leerlingen bij het tweede filmpje alleen het woord 'trui' te zien en moeten zij dus het woord 'fiets' opschrijven.
Slide 23 - Video
Speel het filmpje af.
Kijk je antwoorden na
1. TV - Kiezelsteen
2. Blaadje - Chips
3. Wortel - Leraar
4. Yoghurt - Zonnebrand
5. Badkamer - Eiland
6. Fietsenhok - Rook
7. Appel - Gras
8. Chinees - Cadeau
9. Stift - Bank
10. Tafel - Vliegtuig
Slide 24 - Tekstslide
Laat de leerlingen hun antwoorden nakijken.
Heb je bij test 2 meer woordparen onthouden? onthouden dan bij test 1?
Ja
Nee
Slide 25 - Poll
Laat de leerlingen de vraag beantwoorden.
Benoem dat het niet erg is als het nog niet beter is gegaan. Door te oefenen kan je er beter in worden!
Hoe pas ik dit toe?
Bij het leren van zelfstandig naamwoorden voor vreemde talen.
Spaans: el barco = de zeilboot
Boot met een barcode
Frans: la piscine = het zwembad.
Iemand die in het zwembad pist.
Slide 26 - Tekstslide
Lees de slide voor.
Vraag eventueel of leerlingen nog andere voorbeelden kunnen bedenken.
Hoe pas ik dit toe?
Latijn: donum = cadeau
Iemand die zichzelf als donut cadeau geeft.
Duits: Billig = goedkoop.
Billen met briefgeld ertussen.
Slide 27 - Tekstslide
Lees de slide voor.
Vraag eventueel of leerlingen nog andere voorbeelden kunnen bedenken.
Slide 28 - Tekstslide
Extra informatie
Mijn experiment is de laatste stap van het proces. Bij de check is de huidige aanpak duidelijk geworden. Bij het ervaren zijn ze aan de slag gegaan met een andere manier van leren. Nu is het tijd voor de leerlingen om te bedenken wat ze hiervan mee willen nemen om uit te proberen, verder mee te oefenen of een nieuwe, waardevolle gewoonte van te maken. Het helpt om dit plannetje zo concreet mogelijk te maken, dat zorgt ervoor dat het makkelijker wordt om het experiment ook daadwerkelijk uit te voeren. De invulpagina in het slim jezelf zijn boek aan het eind van elke module (bijv pagina 40 voor de module onthouden) geeft hiervoor handvatten. Voor meer informatie over mijn experiment kan je kijken op pagina 16 van het slim jezelf zijn boek.
Voorbeelden van een experiment
Ik ga de woordjes voor mijn Frans proefwerk volgende week onthouden door de woorden te visualiseren.
Wanneer ik woensdag voor geschiedenis ga leren ga ik er hele levendige, gekke beelden bij bedenken.
Op het verjaardagsfeestje aankomend weekend ga ik alle namen proberen te onthouden door bij iedere naam een associatie te bedenken.
Slide 29 - Tekstslide
Lees de slide voor.
Laat de leerlingen één van de experimenten kiezen die zij komende week gaan uitproberen.
Als de leerlingen zelf een goed idee hebben voor een experiment, kunnen zij deze ook uitvoeren. Hierbij is het wel belangrijk dat het concreet genoeg is.
Op de volgende slide kunnen de leerlingen hun experiment invullen.
Wat wordt jouw experiment? Kies één van de voorbeelden of bedenk zelf een experiment
Slide 30 - Open vraag
Benoem dat het belangrijk is om het zo concreet mogelijk te maken.
Vraag een aantal leerlingen of ze hun experiment willen toelichten.
Wanneer een experiment nog niet zo concreet is kan je er op doorvragen. ("Wat ga je doen?", "Wanneer ga je het doen?", "Wat is de eerste stap?")
Wat vond je van deze les?
Slide 31 - Open vraag
Laat leerlingen de vraag beantwoorden.
Extra informatie
Als je de les aan 'Mijn lessen' hebt toegevoegd en de les hebt gegeven, kan je achteraf bij 'rapportages' de antwoorden van de leerlingen op een later moment nog inzien.