feit mening en argument leerjaar 2

Argumenteren
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Argumenteren

Slide 1 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk dat we feiten en meningen kunnen onderscheiden?

Slide 2 - Open vraag

Vertel in je eigen woorden: hoe herken je of iets een feit of een mening is?

Slide 3 - Open vraag

Wat weet je over argumenteren?

Slide 4 - Open vraag

0

Slide 5 - Video

Argumentatie
  • feiten
  • onderzoek of wetenschap
  • normen en waarden
  • vermoedens
  • geloof of overtuiging
  • gezag of autoriteit
  • nut

Slide 6 - Tekstslide

want

Slide 7 - Tekstslide

Feitelijke argumenten

Een feitelijk argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden.

Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


Slide 8 - Tekstslide

Waarderende argumenten

Over een waarderend argument kan je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.

Voorbeeld

- Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger .

Met het argument ‘want die bioscoop vind ik veel prettiger’ zal niet iedereen het eens zijn en dat argument behoeft ondersteuning. Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: ‘de stoelen zijn er erg prettig’ en ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’.

Slide 9 - Tekstslide


Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.

Of aan de woorden ik vind....., ik ben van mening...

Slide 10 - Tekstslide

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

                                                                      Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt,, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 11 - Tekstslide

De koffie is hier altijd lauw.
A
feit
B
mening

Slide 12 - Quizvraag

De koffie is hier niet te zuipen.
A
feit
B
mening

Slide 13 - Quizvraag

Meneer Wolters vindt de koffie hier niet te zuipen.
A
feit
B
mening

Slide 14 - Quizvraag

mening
want
argument

Slide 15 - Tekstslide

Wat heb je geleerd over argumenteren?

Slide 16 - Open vraag

Wat weet je over drogredenen?

Slide 17 - Open vraag

Wat wil je leren over drogredenen?

Slide 18 - Open vraag

sporten is goed voor je
Geef een objectief argument

Slide 19 - Woordweb

sporten is goed voor je
Geef een subjectief argument

Slide 20 - Woordweb

Je kent nu de termen: Feit, mening, argument, subjectief argument, objectief argument en drogreden.
Je kunt deze elementen ook herkennen in een tekst. 



Slide 21 - Tekstslide

Volgende twee dia's alleen voor niveau 3 en 4

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Wat heb je geleerd over drogredenen?

Slide 25 - Open vraag