Leerjaar 3 - N4 - Lezen en luisteren - les 02

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het onderwerp en wat is de hoofdgedachte?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Lees het bericht nog eens globaal en geef de hoofdgedachte weer.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het verschil tussen de hoofdgedachte en het onderwerp?

Slide 16 - Open vraag

Wat is een kernzin?

Slide 17 - Woordweb

Slide 18 - Tekstslide

Bepaal de kernzin
Je kunt er dieren verzorgen. Je kunt ze voeden, borstelen en hun stal schoonmaken. Maar je kunt er ook veel leren. Meestal is er wel een medewerker die je van alles over de dieren kan vertellen. En bijna altijd staan er speeltoestellen en schommels. Kortom: er is genoeg te beleven op de kinderboerderij. 

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de kernzin?
A
Je kunt er dieren verzorgen.
B
Kortom: er is genoeg te beleven op de kinderboerderij.
C
Je kunt ze voeden, borstelen en hun stal schoonmaken.
D
Meestal is er wel een medewerker die je van alles over de dieren kan vertellen.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Alle hoofdzaken op een rij.
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij.
C
De samenvatting van een tekst.
D
Het belangrijkste van de tekst in één zin.

Slide 22 - Quizvraag

Waar staat de hoofdgedachte van een tekst vaak?
A
In het middenstuk
B
In de samenvatting
C
In de inleiding of het slot
D
Dat kun je nooit weten.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 24 - Quizvraag

Wat staat er vaak in een kernzin?
A
De minder belangrijke dingen
B
Een samenvatting
C
Een hoofdzaak
D
Een tussenkopje

Slide 25 - Quizvraag

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar de tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken
C
Hoofdzaken en bijzaken op een rij
D
Hoofdzaken aangevuld met één of twee bijzaken.

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Welke signaalwoorden ken jij?

Slide 28 - Woordweb

Slide 29 - Tekstslide

Jan heeft zijn vmbo-diploma gehaald, waardoor hij kan studeren.
A
Opsomming
B
Conclusie
C
Oorzaak en gevolg
D
Tegenstelling

Slide 30 - Quizvraag

Ik ga vandaag eerst naar school. Daarna ga ik sporten.

A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijd
D
Conclusie

Slide 31 - Quizvraag

Kortom, we winnen deze wedstrijd wel.
A
Tegenstelling
B
Tijd
C
Conclusie
D
Voorbeeld

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide