TC A1 1.12-1.13-1.14-1.15

Familie
1 / 23
volgende
Slide 1: Woordweb
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Familie

Slide 1 - Woordweb

Slide 2 - Link

Slide 3 - Video

Stel vragen
  • Hoeveel broers heb jij?
  • Hoeveel zussen heb jij?
  • Wat is de naam van jouw moeder?
  • Wat is de naam van jouw vader?
  • Hoe zeg je opa in jouw taal?
  • Hoe zeg je oma in jouw taal?
  • Waar woont jouw familie?

Slide 4 - Tekstslide

lesidee 11-c
De klanken
/ui/             huis
/eu/              neus
 /ou/      /au/            touw / auto

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

De antwoorden

Slide 7 - Tekstslide

zijn- werkwoord
ik ben
jij/je bent
u bent
hij/zij/ze is
wij/we zijn
jullie zijn
zij/ze zijn

Slide 8 - Tekstslide

Dobbelen met werkwoord zijn
1= ik
2= jij
3= hij
4= wij
5=jullie
6= zij (2)

Slide 9 - Tekstslide

1.13 Waar kom jij vandaan?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Vragen
  • Hoe heet jij?
  • Waar kom je vandaan?
  •  Waar woon je?
  • Heb je familie in Nederland?

Slide 12 - Tekstslide

1.14 Wie? Wat? Waar?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

1.14 Wie? Wat? Waar?
Wie ben jij? Ik ben Linda.
Wie bent u? Ik ben meneer Jansen.
Wat hoor je? Ik hoor een trein.
Wat heb je? Ik heb een fiets.
Waar woon jij? Ik woon in Utrecht.
Waar is Abdul? Abdul is op school.

hoofdletter - vraagteken ? - punt

Slide 15 - Tekstslide

Een vraag begint met een hoofdletter.
Een vraag eindigt met een vraagteken ?
Een antwoord begint met een hoofdletter.
Een antwoord eindigt met een punt.
Een zin begint met een hoofdletter. (1.9)
Een zin eindigt met een punt. (1.9)

Een vraag begint met een hoofdletter.
Een vraag eindigt met een vraagteken ?
Een antwoord begint met een hoofdletter.
Een antwoord eindigt met een punt.
Een zin begint met een hoofdletter. (1.9)
Een zin eindigt met een punt. (1.9)

- schrijf een vraag.
- schrijf een antwoord.
Denk aan de hoofdletter, het vraagteken? en de punt.

Slide 16 - Tekstslide

Gesprekje voeren

- Begroet elkaar.    hallo, hoi, goedemiddag, etc

- vraag hoe het met de ander gaat
Hoe gaat het? Hoe gaat het met je?

- vraag waar iemand vandaan komt.   Waar kom je vandaan?

- vraag naar zijn/haar familie
Heb je familie hier?
Hoeveel broers/zussen heb jij?

Slide 17 - Tekstslide

Mooiste woord

Slide 18 - Woordweb

Huiswerk
woorden leren 1.13 en 1.14
maken alles  t/m opdracht 100

Slide 19 - Tekstslide

1.15 
Ik heb, jij hebt, hij heeft, 
wij hebben

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

hebben - werkwoord
ik heb
jij/je hebt
u hebt / heeft
hij/zij/ze heeft
wij/we hebben
jullie hebben
zij/ze hebben

Slide 22 - Tekstslide

Dobbelen met werkwoord hebben
1= ik
2= jij
3= hij
4= wij
5=jullie
6= zij (2)

Slide 23 - Tekstslide