Inversie H4.5

Woordvolgorde in een zin
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordvolgorde in een zin

Slide 1 - Tekstslide

Woordvolgorde in een gewone zin
Wij
lezen
iedere dag
een boek
wanneer?
werkwoord
onderwerp
wat?
hoe?
in de klas.
waar?

Wij
lezen
soms
snel
in de klas.

Slide 2 - Tekstslide

Inversie
Het omkeren van de gewone volgorde onderwerp + persoonsvorm.

Bij inversie staat een ander zinsdeel dan het onderwerp vooraan in de zin.

Slide 3 - Tekstslide

Inversie mag alleen als..
- Een zin vragend is en het antwoord ja of nee kan zijn.> 
Lezen wij elke dag een boek in de klas? >>>>>>> Ja/nee

- Een zin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp > 
In de klas lezen wij elke dag een boek.

- Er een bijzin voor de hoofdzin staat >  
Omdat lezen belangrijk is, lezen wij iedere dag een boek in de klas.

Slide 4 - Tekstslide

Woordvolgorde in een ja/nee vraag








Ja, wij lezen iedere dag een boek in de klas.
wij
Lezen
iedere dag
een boek
wanneer?
werkwoord
onderwerp
wat?
hoe?
waar?
in de klas?

Slide 5 - Tekstslide

Woordvolgorde in een zin met inversie
wij
lezen
In de klas
een boek.
waar?
werkwoord
onderwerp
wat?
hoe?
wanneer?
iedere dag
Waar
een boek?
iedere dag
wij
lezen

Slide 6 - Tekstslide

Woordvolgorde in een zin met inversie
wij
lezen
Iedere dag
een boek
wanneer?
werkwoord
onderwerp
wat?
hoe?
waar?
in de klas.
Wanneer
lezen
wij
snel
in de klas?

Slide 7 - Tekstslide

Waar gaat het vaak mis?

Bij samengestelde zinnen.
Dan is er sprake van een onjuiste inversie.



Slide 8 - Tekstslide

Onjuiste Inversie
Morgen vertrek ik en ga ik vanmiddag inpakken                                                           Twee hoofdzinnen.

Morgen vertrek ik --> inversie.
Ga ik vanmiddag inpakken --> inversiefout.

1. Morgen vertrek ik en ik ga vanmiddag inpakken.
2. Morgen vertrek ik en vanmiddag ga ik inpakken.

Tip:
Zinnen met foutieve inversie verbeter je door persoonsvorm en onderwerp om te draaien (1) of door een zindeel voor persoonsvorm te zetten (2).



Slide 9 - Tekstslide

Samentrekking
Je mag in het Nederlands woorden weglaten. Je gebruikt dan een samentrekking.

Ik trek mijn shirt aan en ik trek mijn broek aan > Ik trek mijn shirt en broek aan.

Samengetrokken: ‘ik’, ‘aan’, ‘trek’ en ‘mijn’.
Vier woorden weggelaten; iedereen snapt wat je bedoelt en het leest beter.


Slide 10 - Tekstslide

Foutieve samentrekking
Verschillende betekenis

We nemen een dagje vrij en de trein naar Amsterdam.
Een dag vrij nemen is iets anders dan ‘de trein nemen’.
Ik loop even door je stageverslag en straks met je mee naar de kantine.

Verschillende vormen
Je tas is hier en de jassen daar.
Onderwerp tas is enkelvoud, onderwerp jassen is meervoud. Juist is:
Je tas is hier en de jassen zijn daar.




Slide 11 - Tekstslide

Foutieve samentrekking
Verschillende grammaticale functie


Deze film is spannend en geven we jou voor je verjaardag.
‘Deze film’ is in de eerste zin onderwerp, in de tweede zin lijdend voorwerp.

Juist is:
Deze film is spannend en die geven we jou voor je verjaardag.


Slide 12 - Tekstslide

Een aantal hebben ...
  • Het aantal telefonische klachten is nogal toegenomen. 
  • Een groot aantal studenten heeft een voldoende. 
  • Er kwamen een aantal bezorgde telefoontjes binnen.

In combinatie met ‘het’ of een bijvoeglijk naamwoord: -> enkelvoud.  

Kijk bij ‘een’ naar de rest van de zin. Gaat het om ‘enkele’ of ‘meerdere’? -> meervoud. 

Slide 13 - Tekstslide

Zinsbouw: contaminatie - 'besmetten'
Een contaminatie betekent dat een woord of uitdrukking ‘besmet’ is met een ander woord of een andere uitdrukking. 

Een contaminatie houdt namelijk in dat twee woorden of uitdrukkingen foutief worden samengetrokken, bijvoorbeeld:

‘Uitprinten’. ‘Uitprinten’ is een samentrekking van de woorden ‘uitdraaien’ en ‘printen’.
Deze woorden ‘besmetten’ elkaar, waardoor er sprake is van een contaminatie.

Maak: 4.6 zinsbouw 1 tot en met 5

Slide 14 - Tekstslide