AGAA C3 week 2: urineweginfecties

Leerdoelen (1)
Aan het eind van deze les weet je:
  • Welke klachten iemand heeft bij een urineweginfectie;
  • Welke kenmerken van de patiënt belangrijk zijn voor de behandeling van een urineweginfectie;
  • Welke middelen er gebruikt kunnen worden bij de behandeling van een urineweginfectie;
  • Welke niet – medicamenteuze adviezen gegeven kunnen worden bij de behandeling van een urineweginfectie;
  • Wat de bijwerkingen, interacties en contra – indicaties van antibiotica gebruikt bij de behandeling van een urineweginfectie zijn;

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Geneesmiddelkennis ApothekersassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen (1)
Aan het eind van deze les weet je:
  • Welke klachten iemand heeft bij een urineweginfectie;
  • Welke kenmerken van de patiënt belangrijk zijn voor de behandeling van een urineweginfectie;
  • Welke middelen er gebruikt kunnen worden bij de behandeling van een urineweginfectie;
  • Welke niet – medicamenteuze adviezen gegeven kunnen worden bij de behandeling van een urineweginfectie;
  • Wat de bijwerkingen, interacties en contra – indicaties van antibiotica gebruikt bij de behandeling van een urineweginfectie zijn;

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen (2)
Aan het eind van de les kan je:
  • Niet – medicamenteuze adviezen geven aan iemand die lijdt aan een urineweginfectie;
  • Medicatiebewakingssignalen afhandelen die door het AIS gegeneerd worden bij het aanschrijven van middelen, gebruikt bij urineweginfecties;
  • Voorlichting geven over de medicatie, gebruikt bij urineweginfecties;

Slide 2 - Tekstslide

bekijk de volgende video's en beantwoord daarna de vragen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Noem vijf symptomen die kunnen optreden bij een blaasontsteking

Slide 6 - Open vraag

Wat zijn de verschijnselen van een blaasontsteking bij een kind?

Slide 7 - Open vraag

Hoeveel per jaar ziet een gemiddelde huisarts iemand met een blaasontsteking?
A
een tot tweemaal per jaar
B
tientallen keren per jaar
C
honderden keren per jaar
D
duizenden keren per jaar

Slide 8 - Quizvraag

Welke adviezen kan je geven aan iemand die regelmatig een blaasontsteking krijgt?

Slide 9 - Open vraag

Is het geven van antibiotica bij een blaasontsteking altijd nodig?
A
ja, altijd
B
nee, bijna nooit
C
ja, maar niet bij risicogroepen
D
nee, een blaasontsteking kan vanzelf overgaan

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een uitgesteld recept voor een antibioticumkuur bij een blaasontsteking?

Slide 11 - Open vraag

Waarom worden plaszakjes bij baby's niet meer gebruikt?

Slide 12 - Open vraag

Bij welke groepen wordt wel altijd een antibioticum gegeven bij een blaasontsteking?

Slide 13 - Open vraag

Een cystitis (blaasontsteking) kan ook ongecompliceerd zijn. Bij welke groep is dat?

Slide 14 - Open vraag

Welke middelen hebben volgens de NHG - standaard de voorkeur bij een ongecompliceerde urineweginfectie?
A
amoxicilline, trimethoprim
B
nitrofurantoïne, fosfomycine
C
amoxicilline-clavulaanzuur, ciprofloxacin
D
nitrofurantoïne, co-trimoxazol

Slide 15 - Quizvraag

Welke middelen hebben volgens de NHG - standaard de voorkeur bij een zwangere met een urineweginfectie?
A
amoxicilline-clavulaanzuur, nitrofurantoïne
B
amoxicilline, fosfomycine
C
fosfomycine, co-trimoxazol
D
nitrofurantoïne, fosfomycine

Slide 16 - Quizvraag

In welke periode van de zwangerschap mag je nitrofurantoïne NIET geven?

Slide 17 - Open vraag

R/ nitrofurantoinesuspensie 10 mg/ml, 100 ml
S. 4 maal daags volgens gewicht, geef 5 dagen lang

Noa Kersseboom (12-07- 201x , 3 jaar oud 14 kg)

Ongecompliceerde urineweginfectie
Welk gebruik zet je op het etiket? (kinderformularium!)

A
4 maal daags 20 mg
B
4 maal daags 80 mg
C
4 maal daags 2 ml
D
4 maal daags 8 ml

Slide 18 - Quizvraag

Nitrofurantoïne heeft niet geholpen. Welk middel geeft de arts dan?

Slide 19 - Open vraag

Je geeft een suspensie amoxicilline/clavulaanzuur van 250/62,5 mg/5 ml.

Welk gebruik voor Noa zet je op het etiket?
A
3 maal per dag 14 ml
B
3 maal per dag 4,7 ml
C
3 maal per dag 700/175 mg
D
3 maal per dag 233/58 mg

Slide 20 - Quizvraag