Gehandicaptenzorg les 1

Gehandicaptenzorg 





VZ BOL LE14
Communiceren met verschillende doelgroepen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Gehandicaptenzorg 





VZ BOL LE14
Communiceren met verschillende doelgroepen

Slide 1 - Tekstslide

Waar gaan we het over hebben?
  • Lesdoelen
  • Classificatie (WHO/ICF)
  • Stoornis
  • Beperking
  • Handicap
  • Verstandelijke beperking
  • Lichamelijk beperking

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Student kan uitleggen wat de WHO en ICF is
  • Student kan de verschillen benoemen tussen stoornis, beperking, handicap
  • Student kan vormen van beperkingen benoemen

Slide 3 - Tekstslide

WHO: International Classification of 
Functioning, Disability and Health (ICF)
WHO (World Health Organization): stoornis, beperking en handicap.
WHO: classificatiesysteem voor de ziektebeelden ICF


Slide 4 - Tekstslide

International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF)
Hoe een zorgvrager met een beperking functioneert, hangt niet alleen af van de beperking maar is ook sterk afhankelijk van zijn of haar omgeving. 

In deze classificatie wordt daarom gekeken naar de totale situatie van de zorgvrager, inclusief omgevingsfactoren.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een stoornis?

Slide 6 - Open vraag

Stoornis 
Een stoornis is iedere afwezigheid (tijdelijk of blijvend) of afwijking van een psychologische, fysiologische of anatomische structuur of functie.

  • Cognitie (het vermogen om dingen te leren kennen), b.v bij hersenletsel na een        schedelfractuur
  • Zintuigen, bijvoorbeeld bij doven of slechthorenden;
  • Taal, bijvoorbeeld problemen met praten (afasie);
  • Organen, bijvoorbeeld een ernstige hartafwijking;
  • Ledematen, bijvoorbeeld het missen van vingers.

Slide 7 - Tekstslide

Beperking 
De moeilijkheden die een zorgvrager heeft op het gebied van gedrag en activiteiten. Dit is een subjectieve ervaring. 

Om een beperking toch te kunnen objectiveren met een getal, heeft de WHO een vragenlijst samengesteld: de World Health Organization's (WHO) Disability Assessment Scale II (WHODAS II).

Het is een hulpmiddel om de ernst van problemen vast te stellen op verschillende gebieden van het leven.




Slide 8 - Tekstslide

World Health Organization's (WHO) Disability Assessment Scale II (WHODAS II) scoort op de volgende 6 gebieden:

  • Cognitie: vragen op het gebied van begrijpen en communiceren;
  • Mobiliteit: vragen op het gebied van bewegen en verplaatsen;
  • Zelfzorg: vragen op het gebied van hygiëne, aankleden, eten en alleen blijven;
  • Omgaan met anderen: vragen op het gebied van interactie met mensen;
  • Activiteiten: vragen op het gebied van huishouden, vrije tijd, werk en school;
  • Participatie in de maatschappij: vragen op het gebied van deelname aan sociale activiteiten.

Slide 9 - Tekstslide

Handicap/ Participatieprobleem
Het begrip handicap of participatieprobleem drukt uit wat dit betekent voor de positie van de zorgvrager in de maatschappij. 
Zorgvragers ervaren een handicap op het moment dat zij door hun stoornis worden gehinderd om deel te nemen aan de samenleving

Slide 10 - Tekstslide

Vormen van beperkingen



  • mensen met een verstandelijke beperking
  • mensen met een meervoudige beperking
  • mensen met een lichamelijke beperking
  • mensen met een chronische ziekte
  • mensen die revalideren




Slide 11 - Tekstslide

Verstandelijke beperking

Slide 12 - Tekstslide

Verstandelijke beperking kan onderverdeeld worden in 3 niveaus

Slide 13 - Open vraag

Opdracht
Klas in 3 groepen
  • groep 1 zoekt uit: Indeling naar niveaus
  • groep 2 zoekt uit: Indeling naar niveaus
  • groep 3 zoekt uit: Indeling naar ervaringsordening

Slide 14 - Tekstslide

Verstandelijke beperking 
  • mensen met een lichte verstandelijke beperking
  • mensen met een matige verstandelijke beperking
  • mensen met een ernstige verstandelijke beperking
  • mensen met een zeer ernstige verstandelijke beperking


Slide 15 - Tekstslide

Lichte verstandelijke beperking (LVB)
  • IQ tussen 50-55 en 70
  • Vergelijkbare leeftijd tussen 6-12 jaar
  • lichte beperking zichtbaar op school als schoolse vaardigheden achter blijft 
  • Verschillen in zelfredzaamheid individueel bepaald
  • Redelijk in staat zicht te redden in de maatschappij
  • Communicatief redelijk in staat zich uit te drukken
  • In veel gevallen in staat om te lezen en met geld om te gaan

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Matige verstandelijke beperking
  • IQ tussen 35/40 en 50/55
  • Vergelijkbare leeftijd tussen 3,5-6 jaar
  • Motoriek redelijk ontwikkeld, echter grof en houterig
  • Taalontwikkeling op eenvoudig niveau
  • In staat om eenvoudige problemen op te lossen
  • Aangewezen op meer beschermde omgeving met de nadruk op voorlichting en begeleiding
  • Aanleren van ADL handelingen is mogelijk

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Ernstige verstandelijke beperking
  • IQ tussen 20/25 en 35/40
  • Vergelijkbare leeftijd tussen 1jaar en 7mnd - 3jr en 6mnd
  • Grote verschillen met andere baby's, voornamelijk achterstand in de ontwikkeling van de motoriek en contact maken
  • Veel mobiliteitsproblemen waardoor bedlegerigheid
  • Geen verbale communicatie mogelijk, contact  bestaat uit een klein repertoire aan reacties
  • Aangewezen op verzorging en verpleging, intensieve ondersteuning
  • een derde heeft problemen met zien, horen en vaak epilepsie

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Zeer ernstige verstandelijke beperking
  • IQ tussen 20/25 
  • Vergelijkbare leeftijd tot 1 jaar
  • Nauwelijks contact met omgeving
  • Bedlegerig en in veel gevallen aangewezen op sondevoeding
  • Lichamelijk zeer kwetsbaar en overlijden vaak op jonge leeftijd

Slide 22 - Tekstslide

Lichamelijke beperking 

Slide 23 - Tekstslide

Lichamelijke beperking 

  • Een stoornis van het bewegingsapparaat (een probleem met bewegen/een gestoorde motoriek)
  • Exacte definitie is lastig ivm de vele verschillende beperkingen 

WHO: indeling van het menselijk functioneren->International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF).

Slide 24 - Tekstslide

Vormen van een lichamelijke beperking
Hierbij wordt naar de volgende gebieden gekeken: 
  • mensen met een motorische beperking
  • mensen met een zintuiglijke beperking
  • mensen met een orgaanbeperking
  • mensen met een spraak- en/of taalstoornis
  • mensen met niet-aangeboren hersenletsel
  • mensen met bewustzijnsstoornissen
                              Zoek in 2-tallen een voorbeeld van alle gebieden



Slide 25 - Tekstslide

Wat is een progressief en niet-progressief verlopende beperking

Slide 26 - Open vraag

Meervoudige beperking

Twee of meer afzonderlijke beperkingen en iedere beperking afzonderlijk is ernstig, omvangrijk en langdurig (bv een verstandelijke beperking en een spraak/taal stoornis) 

Slide 27 - Tekstslide

Ontstaan van ernstige 
meervoudige beperkingen (EMB)

  • aangeboren hersenletsel
  • een chromosomale afwijking
  • een ernstige infectieziekte bij de moeder tijdens de zwangerschap, zoals hepatitis C
  • een ernstige infectieziekte bij het kind, zoals een hersenvliesontsteking
  • zuurstofgebrek bij de geboorte
  • een zwaar trauma, zoals een ongeluk

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht: Bieden van ondersteuning
  • Welke zorg/ondersteuning bied je aan mensen met een verstandelijke beperking?
  • Welke zorg/ondersteuning bied je aan mensen met een lichamelijke beperking?
  • Welke zorg/ondersteuning bied je aan mensen met een meervoudige beperking?
Klas in drie groepen verdelen. Iedere groep zoekt de zorg/ondersteuning op en deelt de bevindingen op eigen wijze aan elkaar.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video