Spelling lange, korte klanken en tweeklanken
1 / 36
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
De a in 'hamer' klinkt als
A
een lange klank
B
een korte klank
Slide 9 - Quizvraag
De u in 'muggen' klinkt als
A
een lange klank
B
een korte klank
Slide 10 - Quizvraag
De o in 'spotten' klinkt als
A
een lange klank
B
een korte klank
Slide 11 - Quizvraag
De e in 'wezen' klinkt als
A
een lange klank
B
een korte klank
Slide 12 - Quizvraag
De a in 'bijna' klinkt als
A
een lange klank
B
een korte klank
Slide 13 - Quizvraag
De a in 'wangen' klinkt als
A
een lange klank
B
een korte klank
Slide 14 - Quizvraag
Welk woord is goed geschreven?
Denk aan de regel van de tweeklank
Denk aan de regel van de tweeklank
A
scheidden
B
scheiden
Slide 15 - Quizvraag
Welk woord is goed geschreven?
Denk aan de regel van de tweeklank
Denk aan de regel van de tweeklank
A
spruiten
B
spruitten
Slide 16 - Quizvraag
Welk woord is goed geschreven?
Denk aan de regel van de tweeklank
Denk aan de regel van de tweeklank
A
leukke
B
leuke
Slide 17 - Quizvraag
Schrijf een woord op met een O die lang klinkt als een OO
Slide 18 - Open vraag
Schrijf een woord op met een E die lang klinkt als een EE
Slide 19 - Open vraag
Schrijf een woord op met een U die lang klinkt als een UU