Vraagwoorden

De vraag
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De vraag
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?

Slide 1 - Tekstslide

WIE?
Wie is jouw juf?
Evelien
Wie = een persoon/mens

Slide 2 - Tekstslide

WAT?
Wat ga je doen?
Ik ga lezen.
Wat = een ding/dingen.

Slide 3 - Tekstslide

Wie of wat?

Slide 4 - Tekstslide

Wie is dit?
A
Tom.
B
De pen.

Slide 5 - Quizvraag

Wat ga je eten?
A
Tineke.
B
De soep

Slide 6 - Quizvraag

Wie is blij vandaag?
A
Ik!
B
De tafel.

Slide 7 - Quizvraag

Wat ga je doen?
A
Voetballen.
B
9 uur.

Slide 8 - Quizvraag

Wie zit op de stoel?
A
De kast.
B
Anja.

Slide 9 - Quizvraag

_______ is moe?
A
Wie?
B
Wat?

Slide 10 - Quizvraag

_____ doe je?
A
Wie?
B
Wat?

Slide 11 - Quizvraag

_____ moeten we doen?
A
Wie?
B
Wat?

Slide 12 - Quizvraag

______ is boos?
A
Wie?
B
Wat?

Slide 13 - Quizvraag

_____ moet ik schrijven in mijn schrift?
A
Wie?
B
Wat?

Slide 14 - Quizvraag

_____ poetst de tafel?
A
Wie?
B
Wat?

Slide 15 - Quizvraag

Waar, wanneer?

Slide 16 - Tekstslide

WAAR?
Waar is juf Evelien?
Evelien is op school.
Waar = plaats/plek. 

Slide 17 - Tekstslide

WANNEER?
Wanneer heeft Evelien vakantie?
Vanaf zaterdag, 25 december.
Wanneer = datum/tijd.

Slide 18 - Tekstslide

Wanneer ga je naar huis?
A
Nederland.
B
Omdat ik moe ben.
C
8 uur.

Slide 19 - Quizvraag

Waar is het station?
A
Om 6 uur.
B
Hier, de eerste straat naar links.
C
Om hij ziek is.

Slide 20 - Quizvraag

Wanneer is de school klaar?
A
Omdat de juf boos is.
B
Om 3 uur.
C
Het station.

Slide 21 - Quizvraag

Waar ga je naartoe?
A
Naar huis.
B
Omdat ik honger heb.
C
Om 10 uur.

Slide 22 - Quizvraag

Wanneer is het weekend?
A
Overmorgen!
B
Omdat zij niet slapen.
C
Op school.

Slide 23 - Quizvraag

_________ ben je thuis? Om tien uur.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 24 - Quizvraag

_________ is het station?
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 25 - Quizvraag

_________ is de juf boos? Omdat we spelen.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 26 - Quizvraag

___________ is de school?
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 27 - Quizvraag

___________ is het vakantie? Over veel weken!
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 28 - Quizvraag

___________ is juf Julia?
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 29 - Quizvraag

___________ hebben we de toets? Vrijdag!
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 30 - Quizvraag

Waarom, hoe?

Slide 31 - Tekstslide

Waarom?
Waarom is Evelien op school?
Omdat ze les geeft.
Waarom = reden. 

Slide 32 - Tekstslide

Hoe?
Hoe ga jij naar school?
Met de bus.
Hoe = manier.

Slide 33 - Tekstslide

Waarom ben je moe?
A
Het ziekenhuis.
B
Omdat ik niet veel geslapen heb.
C
Maandag.

Slide 34 - Quizvraag

Hoe leer jij Nederlands?
A
een taal.
B
Omdat ik in Nederland ga wonen.
C
Door veel te lezen en te luisteren.

Slide 35 - Quizvraag

Waarom ga jij niet naar school?
A
Vrijdag.
B
2 jaar.
C
Omdat ik naar de tandarts moet.

Slide 36 - Quizvraag

Waarom ga jij met de trein?
A
Omdat de trein snel is.
B
Morgenochtend
C
€15,00

Slide 37 - Quizvraag

Hoe loop ik naar het station?
A
Omdat ik naar Amsterdam ga.
B
Loop door deze straat en ga links.
C
De trein.
D
Morgenavond.

Slide 38 - Quizvraag

___________ mogen we niet samen spelen? Door Corona.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 39 - Quizvraag

______ gaat het?
A
Hoe
B
Wat
C
Waarom
D
Waar

Slide 40 - Quizvraag

______ reis jij morgen? Met de trein.
A
Waarom
B
Hoe
C
Wat
D
Wie

Slide 41 - Quizvraag

________ ben jij te laat? Ik was naar de Jumbo.
A
Waarom
B
Hoe
C
Wie
D
Wat

Slide 42 - Quizvraag

Ik snap alles!
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll